We zijn er ! Donderdag 10 april,10 u. Galapagos, Isla Isabela, Puerto Villamil. Na tien dagen jakkeren nog geen rust. Eerst administratie afhandelen.
Een beetje moeizaam hijst hij zich aan boord. Ja, dat zal wel. Ons zwemtrapje is niet naar beneden en op de spiegel neemt Pierke, onze windvaan, alle plek in. In het bleke maanlicht stapt hij in de kuip, waar we net wacht wisselen.
"Hartelijk welkom op het zuidelijke deel van onze aardbol! " en hij steekt een natte zoutwaterhand uit. Neptunus himself staat druipend aan boord. We keken eigenlijk al uit naar hem.
We laten de brave man gaan zitten en diepen uit onze koelkast de fles rum op. Champagne, zoals vele andere boaters aanbieden, hebben wij nu even niet aan boord. Een oorlam lijkt ons trouwens toch veel passender. Jakker zeilt voor het eerst over de evenaar. Daar klinken we op.
Neptunus keuvelt wat over zeeleeuwtjes en zeehondjes en waarschuwt ons voor het toch wel erg koude water hier in de buurt van Galapagos en dat er zoveel tegenstroom staat. Alsof we dat nog niet weten.
Hij is onder de indruk van ons verbeten zeilen tegen wind en stroom richting westen. En vindt dat dit wel een "zarpe" voor het zuidelijk halfrond verdiend hebben.
"Nog een laatste proef horen jullie af te leggen. Maar dat mag ook als jullie op de ankerplek zijn aangekomen. Zwem als ultieme test maar eens een rondje rond de boot, in je blootje! En niet proberen eronder uit te komen, ik heb zo mijn spionnen. "
Hij werkt nog snel twee overgebleven pannenkoeken naar binnen en verdwijnt met een plons terug in zee. De visgeur en een grote plas zout water lossen langzaam op.
Wij zijn op eigen kiel over de evenaar gezeild!
Dag negen van onze oversteek naar de Galapagos. De wind is ruimer nu. Die koers houd je langer vol. De boot gaat niet zo scheef. Je kan meer dingen doen.
Zoals pannenkoeken bakken bijvoorbeeld. Maar, en nu komt een vraagje voor Karen en Bert, wat gebeurt er dan, denken jullie?
Precies. Net nu, nemen wind en golven toe en onze helling ook. Die wet geldt nog steeds, net als vroeger als ik eitjes ging bakken op zee.
Maar de pannenkoeken hebben wel gesmaakt.
Vroeg in de zestiende eeuw werden de Galapagos eilanden per toeval ontdekt toen een schip, met de bisschop aan boord, op weg van Panama naar Peru, naar de eilanden afdreef.
Dat snappen wij niet!
Wij zitten al meer dan 5 dagen tegen de stroom te jakkeren. Hebben mooie wind (nooit verwacht), lopen tot 7 soms 8 knopen (door het water) maar vorderen slechts aan een slakkengangetje van 3 knopen. over de grond. Het is zoiets als zwemmen in een piepklein zwembad met jetstream. Het zij zo. Humboldt zal er wel meer van weten.
We zijn er dus nog niet !
Als ik dit schrijf (maandagmiddag - 1 week onderweg) liggen er nog 288 mijl voor ons, 3 dagen varen ?
Zal ik wat vertellen over het leven dat we op zee aantreffen?
Na de Perlas eilanden waar vogels de baas zijn, omdat er zoveel vis in het water zit, wordt het rustig op en boven het water.
Af en toe zien we wat Jan-van-Genten. Meeuwen komen 's nachts op ons licht af. Vliegen een tijd rond Jakker. Eentje heeft onze bimini danig besprenkeld met van dat "straf spul".
Eén dag hadden we een passagier. Een mooie zwarte vogel met volledig rode borst en rode vleugelonderkant zat een dag aan dek. Het water dat we hem aanbieden, moet hij niet. Na de nacht is hij verdwenen.
Dan wordt het opvallend rustig. Klopt het toch dat er geen leven meer in de oceanen zit?
Maar dan plots een school dolfijnen, net voor we de nacht in gaan.
Elke ochtend vinden we pijlinktvisjes aan dek, na een uurtje zijn het stinkvisjes en krijg je ze niet meer van dek gepeld.
Zondagochtend. We drinken net koffie. Een rare geur. Uitlaatgassen?! Er is toch geen boot in de buurt. Terwijl ik voor Jakker uitklijk op zoek naar een grote boot, komt er een lancha achterop! Een vissersboot. Duidelijk. Drie mannen met regenpakken, kappen op, rechtopstaand in hun snelle, open boot met één buitenboordmotor. Ze wuiven. Hebben duidelijk vriendelijke bedoelingen. Naderen de boot. Wij pakken snel zwembroek en bikini. Of ze agua kunnen krijgen? Ok, wij moeten ook spaarzaam zijn met water, maar dit kan je niet weigeren. We vullen een colafles met water en geven die samen met een paar biertjes over aan de vissersboot die vervaarlijk dichtbij komt. Alles onder volle snelheid. De bierblikjes belanden in het woelige water, maar worden meteen weer "opgevist". Gracias...duimen op en veel gewuif en ze zijn weer weg.
We blijven ze in de gaten houden. Ze gaan naar een hele lange boeienlijn....o nee, hebben zij een net des doods uitgezet...waar schildpadden, dolfijnen en andere dieren een vreselijk einde vinden. Dat willen we zeker niet steunen. We hadden te doen met die mannen in deze golven, in hun open boot, zonder comfort. Wat zitten wij te klagen dat onze boot scheef gaat en op de golven bonkt.
Volgende dieren die zich aandienen. Grienden, kleinere tandwalvissen. Pikzwart, met typische bolle kop en gekrulde rugvin, komen ze even boven om dan te verdwijnen. We zien ze overal rondom ons, te ver om foto's te maken.
Nog steeds is het wachten op de grote walvissen.
Wel zien we 's nachts op de radar het moederschip waar de vissermannen voor de nacht samenkomen.
Het is vier uur zaterdagochtend. Tony zijn wacht zit erop, ik kom een beetje slaperig in de kuip. Thuis is het twaalf uur. De uitvaartdienst voor mama begint nu.
Het wordt stil aan boord. Onze gedachten zijn in Genk waar mama haar laatste reis begint, waar kinderen en kleinkinderen afscheid nemen.
Rust in vrede, mama.
De zee, de wind en onze route vragen weer onze aandacht. Sinds donderdagnacht waait het onophoudelijk tussen 15 en 20 knopen. Wind uit het zuid-westen bovendien, waar ook de golven en de stroming vandaan komen. En waar onze bestemming ligt.
Eindeloos hakken op één oor dus.
Maar we hebben tenminste wind. Totaal onverwacht. Het weerbericht voorspelt elke dag opnieuw minder dan 10 knopen?!
Elke ochtend meld ik ons mooi op het Panama Pacific Net op 8143 MHz om 9u15. De weerman van dienst begrijpt ook niet dat wij zoveel wind melden elke dag...zijn kaarten zeggen dat het niet kan. "Geniet er dus maar van," klinkt het.
Doen we ook. Om eten te maken, echt gevaarlijk op zo een bokkend schip, gaan we dan maar even bijliggen. We gaan gewoon overstag, over de andere boeg dus, de genua staat dan bak. We vieren het grootzeil en liggen nu verbazend rustig. Dat weten we nog van jaren geleden, toen we langs de Engelse en Franse kust scharrelden met boot en kinderen.
Enkel verlijeren we nu, met de stroom, snel de richting uit waarvan we komen. Dit willen we niet te lang.
Maar nu we ingeslingerd zijn, hebben we echt honger. Dus er moet eten op tafel.
Aan dit ritme kunnen we nog wel een tijd verdergaan.