Positie : (Vanua Lava – Port Patteson ) Nawono Bay



Het dorpje Kwetevut. 

Onze aankomst op het eiland Gaua is er eentje om snel te vergeten, of eerder om nooit te vergeten ! We ontwaren van ver enkel de mistige contouren van dit vulkaan eiland, het gevaarlijkste van de gevaarlijke archipel, maar daar later meer over.
Pech, het regent er. Maar de zeilen zijn intussen naar beneden, wij zijn klaar om te ankeren. Net terwijl Tony binnen het luik pakt, breekt binnen enkele seconden de hel los. De wind schiet van 15 naar 38 knopen, komt bovendien uit het westen, pal op de kust gericht. De golven bouwen zich onmiddellijk op. Onze beoogde ankerplek is in een vingerknip een onstuimige, onveilige lage wal geworden.
Maar zie ik dat goed ? Er komt een donkere vorm recht op ons toe. Een zeilboot? Nu ? We zagen al twee weken geen andere boten meer? Maar daar klinkt over de VHF al een oproep voor ons, van Aussie zeiljacht Drive. “Wat gaan jullie doen in dit weer ? “
Ik leg uit dat we aan de oostkant van het eiland, vlakbij want we zitten aan de zuidpunt, wat op en neer gaan zeilen en het einde van de bui willen afwachten. Vinden zij ook een goeie beslissing, ze komen met ons mee. Anderhalf uur dobberen we daar, aan de nu beschutte kant onder een zakdoek groot voorzeil, vooraleer het weer kalmeert en we een nieuwe poging tot ankeren kunnen doen.

Dat lukt zonder problemen en meteen, wij puffen nog na, komen de pikinini (kinderen) van het dorp al kennis maken. Angela (13 j. ), Christina (8 j. ) en nog wat verlegen jongens durven na een poosje om schriften, potloden, een bal misschien, vragen. En na nog een half uur praten komt dé vraag van Angela, heel stilletjes, of we geen extra phone voor haar hebben!! Er is hier geen internet, geen 4 G, zelfs geen gewone telefoonverbinding, maar een phone blijft een geweldig statussymbool.
Voor de dingen die we geven, brengen ze bananen, meerdere pawpaw (papaya) en vele kokosnoten in ruil.



Angela (links) en  Christina (rechts) komen ons bezoeken. 





De volgende dag maken we kennis met het Bokrijkdorp Kwetevut. Suzanne (68 j.) komt meteen beslag op me leggen. Oma's onder elkaar. Na koetjes en kalfjes-praat komt de vraag over haar kapotte naaimachine en of ik misschien een idee heb wat er mis kan zijn..
Tony, manusje van alles, ook de naaimachine specialist aan boord, gaat een kijkje nemen. Je moet je de setting voorstellen. Midden tussen de hutjes is er een afdak. Christobal tovert de onvermijdelijke rieten mat tevoorschijn en haalt dan de kist met de naaimachine boven. Daar hadden tientallen kakkerlakken een veilige thuis gevonden, meteen schieten ze in alle richtingen weg. Tony laat zich niet van de wijs brengen, maar de zwaar ontregelde Chinese naaimachine (niet Singer maar Sincere) die oud en gammel is, krijgt hij niet zo direct aan de praat.



Tony als naaimachine specialist in actie.



Ik op de foto met Suzanne , 



Tony met chief John Star, met gezelschap. 

Nog twee keer gaan we langs in het dorp, steeds ontvangen Chief John Star en Suzanne ons in hun keuken waar op de aangestampte vloer het huiszwijntje rondscharrelt.
Je ogen moeten wennen aan de duisternis, maar het is er merkelijk koeler dan buiten. We leren elkaar beter kennen, praten over ons beider levens. Chief beweert steeds maar dat hij ons ontmoet heeft 3 jaar geleden in Lakatoro op het festival. Klopt het? Ik herinner het me niet. Maar misschien is Tony zijn grijze kop en baard hem bijgebleven. We hoorden dat wel meer !



Na een hevige regenbui kleurt het water onmiddellijk bruin. We hoorden tot op de ankerplek het water donderen in de rivier. 

Deze mensen ervaren het niet zo maar Gaua is het gevaarlijkste eiland van de gevaarlijke archipel Vanuatu. Aardbevingen, vulkaanuitbarstingen, tsunami's en cyclonen bedreigen de eilanden groep, vandaar hun reputatie.
Het grootste zoetwatermeer van de Pacific, ín de krater van de vulkaan van Gaua, is een tikkende, erg explosieve tijdbom indien de inhoud van het meer in contact zou komen met de er onder liggende magma kamer.
Niet voor erg binnenkort, hopelijk.



Positie : Nawono Bay (Vanua Lava - Port Patteson).



De baai van Port Olry.

Als je in supermarkt LCM (Lo Chan Moon ! ) in Luganville mensen tegenkomt die je begroeten met je naam en een praatje met je slaan, ben je dan al een beetje ingeburgerd ?
Er is de nieuwsgierige Duitser, samen met zijn ouders in de jaren zestig geïmmigreerd naar de Nieuwe-Hebriden, die elke zaterdag naar de stad komt samen met zijn dochtertje om wat te babbelen met elk die wil. Hij hoorde ons Nederlands praten.
Dan heb je de ni-Vanuatu receptioniste van Ratua resort die zo dolgraag Frans met ons praat. Lea, de eigenaresse van hetzelfde resort. Een aantal collega cruisers. We voelen ons inderdaad al een beetje thuis, toch nemen wij afscheid, we zijn immers al gedeeltelijk uitgeklaard.

Eerste stop, wegens geen wind, Palikulo baai. Hier vlakbij was Bomber airfield 1, tijdens WO II. Bijna volledig overwoekerd nu of deel uitmakend van de hoofdweg. Een teleurstelling tegenover drie jaar geleden. Iemand is er een soort scheepswerf begonnen bij het “wrak”, heeft de mooie slingerweg tussen enorme bomen heel erg verbreed, door gewoon alle begroeiing een paar meter achteruit te duwen, een puinhoop van dorre boompjes, takken en planten achterlatend. Gruwelijk.


Scheepswerf .

Twee nachten ankeren we daarna in Lonoc Bay vlak naast het, al tijdens WO II, beroemde Champagne Beach (er zouden bij laag water vulkanische bubbels te zien zijn ?!). Vergeet dat maar allemaal, niks kan tippen aan de knappe baai en de stranden van Port Olry. Bovendien ontdekken we hier, dichtbij het tweede grootste stadje van Espiritu Santo, de mooiste snorkelplek van Vanuatu. Het koraal is onvoorstelbaar mooi, met “tafeltjes” boven en langs elkaar, prachtige kleuren en vormen. Het decor voor een aquarium, alleen eentje met amper vissen en dan nog echt mini-exemplaren. Wordt hier zoveel gevist dat alles leeg is? Dat moet haast wel. Papegaaivissen, bijzonder geliefd op het bord, zagen we in Vanuatu niet. Wat jammer.



In Champagne Beach verwacht men betere tijden na covid en de orkaan Harold. Huisjes worden hersteld. 

Port Olry en wijde omgeving zorgen voor de rundvleesbevoorrading van het eiland. Koeien en ook paarden grazen hier gewoon op weitjes rond en tussen de erg sjofele huisjes. Niet bepaald idyllisch die kaal gegraasde stukken grond.
Twee vrouwen wijzen ons de weg naar de markt. Iedereen is erg timide, wel behulpzaam genoeg zeker als je Frans praat. Op de markt kan ik pawpaw kopen (papaya), bananen, paprika's, choco (chayote) want aan boord slinkt de voorraad fruit en groenten snel.





Strand van Port Olry en restaurant Chez Louis. 

Al wandelend langs het strand ontdekken we slechts één mooi opgeknapt restaurant ( er waren er vier). Chez Louis serveert enkel lunch. De bungalows zullen pas later weer open gaan. We drinken een Tusker en vernemen van Anna hoe het was tijdens TC Harold en covid en hoe ze nu erg langzaam weer recht krabbelen.

Denk nu vooral niet dat de mensen hier aan het eind van de wereld leven. Er is een GSM antenne en vele satelliet antennes in de tuintjes.
En er is het fenomeen dat we de laatste tijd overal zien : een groepje meisjes voert samen ingestudeerde danspasjes uit vóór een zorgvuldig opgestelde smartphone ! Tiktok verovert de wereld !





Jak volgeladen.



Kijkje nemen op de rivier. 




Positie : Palikulo Bay , Espiritu Santo.

Sunset at Ratua Resort. 

Het uitzieken van onze verkoudheid heeft lang genoeg geduurd, besluiten we. We kunnen terug onder de mensen komen en liften de volgende dag het anker om richting het eiland Espiritu Santo, naar Luganville te varen. Een droomtocht van een ganse dag heerlijk zeilen, genoeg wind en weinig golven. Zo hadden we het al lange tijd niet meer.
Op de ankerplek bij hoofdstad Luganville blijven we net lang genoeg om twee toffe Australiërs (Nico is eigenlijk Nederlander, een vijftiger, zelf naar Australië, geïmmigreerd) te ontmoeten.Het klikt meteen , maar zoals zo vaak volgt al dadelijk het afscheid.
Zij vertrekken zondagochtend, dan wij ook, waarom niet. We weten nog een mooi plekje. Ratua Island. Een zeiltochtje van 10 mijl naar de andere kant van het eiland Aore. Er ligt een klein resort met toffe Nieuw-Zeelandse eigenaars.

We beleven er wat heerlijke avonden. Dineren op het strand, aan een echte resort prijs, iets boven ons budget, maar moet kunnen zo af en toe. Met de hotelgasten wordt het een leuke boel als iemand een playlist met ieders verzoeknummers begint samen te stellen en vervolgens die playlist over de boxen laat klinken. Er wordt meegezongen en gedanst, stel je voor onze tegenvoeters kennen de Hucklebuck !
Die spontane, niet-georganiseerde avonden zijn de leukste.
Er is weinig volk in het resort want de herstel werken na cycloon Harold (april 2020) zijn nog maar pas gestart en de betonmolen draait van 's morgens tot 's avonds.
Harold heeft in volle covid tijd toegeslagen en het eiland Santo erg zwaar aangepakt. Je kan het nog overal zien. Geld voor herstellingen is er amper. Het toerisme, stilgevallen wegens covid, draait nog helemaal niet goed.

Diner in stijl met de voeten in het zand.

We snorkelen op het nabije rif waar genoeg stroming staat om mooi koraal op te leveren. We doen er een check duik. Goed idee, want wat blijkt ? Tony zijn duikvest blaast zich de hele tijd automatisch op. Dit is niet de bedoeling ! Je laat lucht uit je vest om te dalen en je positie in het water te trimmen. Slechts af en toe is het nodig lucht in je vest te laten om te stijgen.
Er is beslist iets mis met de inflator. Tony verhelpt het snel. Hij haalt het ding uit elkaar, legt het een nacht in azijnwater zodat kalk en zout oplossen, zet het terug in mekaar. Klaar.
Ik zei het al, goed idee die checkduik. Nu kan Tony tenminste voluit gaan voor zijn wrakduik op de SS President Coolidge.





Paul, een Australische zeiler, die ook bij Ratua ligt en in Santo helemaal thuis is, regelt voor hem een twee tank duik. Een must voor geroutineerde en vooral wrakduikers. Deze luxe pakketboot werd gebouwd in 1931 en na problemen en schulden, overgedragen aan de Amerikaanse staat die het ombouwde tot troepentransportschip. Zij liep hier in 1942 op een mijn, werd door de kapitein met opzet op het strand gezet, zodat er slechts twee slachtoffers te betreuren vielen, zonk op een paar uur tijd, waar zij onmiddellijk naar de dieperik schoof en nu op haar zij, tussen 20 en 70 m voor eeuwig rust. Een schip als de Titanic met precies zo een majestueuze trap.
De “Lady” even aanraken, het kleine beeldje van een lady die leunt tegen een eenhoorn en in de rokerslounge stond, werd het ultieme gebaar voor menig duiker.
Interessanter voor liefhebbers : het ruim volgestouwd met JMC trucks, wapens, munitie, jeeps, kanonnen.
Tony geniet.

Het is moeilijk je nu in te denken hoe in volle oorlogstijd het water waar we nu op dobberen propvol lag met boten, dat er aan land vier grote vliegvelden pronkten, er 40.000 militairen gestationeerd waren, 4 tot 500.000 man hier doorreisden . Een gekrioel van belang in het stadje van nu zo een 14.000 inwoners.
Er rest enkel nog, de snelwegbrede hoofdstraat (breed genoeg om 4 trucks langs elkaar toe te laten, daar stond de commandant op), nog wat van de quonset hutten, overwoekerde vliegvelden, overal verspreide wrakken en million dollarpoint waar men na de oorlog alle materiaal gewoon in zee duwde.

Om onze provisies weer aan te vullen, ankeren we bij het Beachfront Resort in Luganville. Dichtbij de stad om inkopen te doen en toch rustig zodat we elke avond van het zwembad, een drankje en hapje kunnen genieten én van een gesprekje met een leuk NZ gezin met vakantie. We lezen online wat nieuws, hebben één avond zelfs, toevallig, door het indrukken van een fout knopje, een verrassings babbeltje met een beste vriendin.

Voor het Beachfront Resort.

Gasbus laten vullen...



...en samen met diesel en benzine aan boord brengen.

We mailen ook nog steeds met een ambtenaar in Noro (Salomon eilanden). Als hij ons laat weten dat we een PCR test nodig hebben en een sanitair certificaat voor de boot en we beseffen dat het ons meer dan 1.500 € extra zal kosten, meer nog dat deze dingen in Sola, onze laatste haven niet mogelijk zijn, raken we even in paniek. Moeten we onze bestemming nu nog wijzigen? Maar dan stelt hij ons meteen ook weer gerust. In de Salomons kan dit ook nog geregeld worden. Laten we dat dan maar hopen.

Prompt gaan we uitklaren in het immigratiekantoor, dat kunnen we in Sola niet. Zeven ingevulde formulieren en flink wat wachten later verlaten we zwetend het piepkleine kantoor, mét een stempel van Vanuatu in ons paspoort (tot 30 oktober).
Douane is er wél op Sola. Die formaliteiten kunnen we daar volbrengen. We hebben alvast een brief voor hun bij.

De vier trucks brede hoofdstraat.


Markt in Luganville.

 

Positie : Beachfront Resort, Luganville ( Espiritu Santo – Vanuatu)



Dinghy dok met overdekte leugenbank links. 

Voor we de Maskelyne eilanden verlaten, willen we nog even een kijkje nemen in Uliveo, waar we drie jaar geleden het jubileum van de doopvontsschelpen farm meevierden.
Is het nu toeval ? Ook dit keer wordt er gevierd. Zodra we voet aan wal zetten, het spannende binnenvaren van de ”hondenpoot” pas met harde wind brachten we er goed vanaf, en we een praatje maken met de altijd aanwezige mannen op de “leugenbank” onder het rieten afdak, komt Philip ons achterna gelopen en nodigt ons uit voor de “fathersday celebration” van morgen zondag in hun Presbyteriaanse gemeenschap. We moeten op tijd komen want er horen wat voorbereidingen bij, doet hij mysterieus. En het programma zal hij ons later komen vertellen.
Zondag loop ik de ganse dag in een weinig flaterende “aelan dress” (eiland jurk ook wel missionaris jurk) dat hoort zo, beweert Philip. Captain Tony krijgt, samen met alle vaders, een bloemenkrans omgehangen.



Bloemenkrans voor vaderdag . 



Wat vind je van mijn missionaris jurk ?



Kinderen staan klaar met de bloemenkransen. 



Zingend gaan we de kerk binnen. 


De anderhalf uur durende dienst, een beproeving voor rug en billen want je zit op harde houten banken, wordt niet geleid door een priester maar door drie dames die hymnen en teksten voorlezen. De gezangen klinken eenvoudig, maar meerstemmig. Er wordt een tekst voorgelezen; zoiets als : de rechten en plichten van de gelovigen. Met mijn “smol smol “ begrip van het bislama begrijp ik toch dat de vrouwen hun man moeten gehoorzamen, maar ook dat de man zijn vrouw moet respecteren, hard moet werken voor zijn gezin en dat ze samen goed voor de pikinini's (kinderen) moeten zorgen. Ok, is genoteerd, zeker ?! De eilanden worden door nogal wat huiselijk geweld geplaagd, zou dit helpen?
Volgt een speciaal vaderdag lied gebracht door alle moeders . Alles in Bislama. De zich om mij bekommerende moeders laten me de tekst meelezen zodat ik snel een beetje mee kan zingen.
Apotheose : aan het einde van de dienst moeten alle aanwezigen (honderd of meer) ons de hand drukken. In een lange rij komen ze aan ons voorbijgeschoven. O jee, als dit maar goed komt ? Hoe zit het met omikron hier? Of griep en verkoudheid ?
Maar ik heb steeds mijn flesje anti-bacteriële zeep bij, het komt wel in orde. .
Na een fotoshoot met de vaders, intussen heeft de bemanning van een Tasmaanse boot zich bij ons gevoegd, kunnen we gaan lunchen. Veel rijst, stukken vis en als toetje een mooi versierde taart. Mijn citroencake verdwijnt ook richting de vele borden.
Pas nadat een fikse stortbui is uitgeraasd, kunnen we terug naar de boot. Aan boord van Jak een piepkleine verstekeling. Maar daar straks meer over.

De dames zorgen voor de lunch.


Tony en Philip bij de plek waar de eerste missionarissen aan land gingen. 

Afscheid van Lutes Village, op naar Port Sandwich (Lamap) 15 mijl meer noordelijk gelegen in een, ook tegen westenwind, goed beschutte baai. We gaan meteen even gedag zeggen bij Noëlla en Rock, die een klein winkeltje runnen. Twee bekende zeilers uit Nouméa (SV TAO) brengen hier een lange “werk”vakantie door. In Lamap spreekt men immers veelal Frans. Er is een Franse school in dit voormalige Frans gebied (ik vertelde al dat Engeland en Frankrijk de Nieuwe Hebriden bestuurden in een condominium).

De weg naar Lamap is niet bepaald kort en makkelijk, dat herinneren we ons nog. Toch vatten we de zweterige tocht 's ochtends aan. We moeten toch wat meer bewegen ! De gaten in de weg zijn nog dieper geworden en de scherpe stenen voel je door je schoenzolen heen.
Net zoals voor drie jaar zijn we te vroeg bij de piepkleine markt. Aan volk geen gebrek. Alle vrouwen wachten op de komst van de “boeren”. Hier drink je geen koffietje in afwachting maar een overheerlijke, frisse kokosnoot . We keren naar huis met zeker 3 kg bananen ( het kleine bovenste kransje van een hele stam bakbananen) en 2 kg aelan kabis (spinazie) in een bananenblad. Heeft deze tocht, met al onze bagage, te veel van ons gevergd. Wie zal het zeggen?
De volgende dag voelt Tony zich ziek. Is het covid, een verkoudheid, een griepje?
Ik kan niet achterblijven en krijg twee dagen later keelpijn, een loopneus en pijn in mijn gewrichten. Plaatselijke dorpen bezoeken, je moet daar toch mee oppassen ! Weten we wel.
Op een eenzame ankerplek in Port Stanley zieken we verder uit.



Langs de weg naar Lamap, tankstation in een container. 



Bananen kopen in Lamap . 


Positie : Port Sandwich – Malekula – Vanuatu.


Klassiek beeld in de Maskelyne Islands, zo genoemd naar een bemanningslid van captain Cook, 
de outrigger wacht op terugkerende farmers. 


Een slurpend geluid en het spatten van water schrikt ons op. Daar zien we de grijze, brede rug van een enorm dier onder het wateroppervlak. De neus boven water. De kop verdwijnt, duikt weer op. Opnieuw en opnieuw, tot hij genoeg lucht heeft opgesnoven en hij met een felle bolling van zijn rug en breed vertoon van zijn staart weer onder water duikt. Ganse dagen grazend, stofzuigend op de bodem op zoek naar algen en gras.
We zien de brede “stofzuigsporen” onder de boot als we de romp inspecteren. Dit is weer eens nodig. Na een half jaar beginnen hier en daar weer zeepokken op te duiken, vooral op de schroef die we, een beetje tot onze spijt, niet met peperdure speciale antifouling behandelden.
Als je de dugong (doejong), want over dit dier hebben we het hier, onder water wil spotten, moet je op zoek naar een wolk van zand en opgewoeld stof.
We zien hem iedere dag rondhangen bij de boot. Een foto van hem maken, of moet ik zeggen van haar, want het is tenslotte een zeemeermin, dugong in het Maleisisch, is quasi ondoenbaar. Zeilers komen speciaal om de dugong te zien naar Lamen Bay hier op Epi Island. Voor ons opdracht gelukt. 




Onze zeemeermin.

Aan land word je verwelkomd door al even hartelijke mensen. We drinken een koffie in een gloednieuwe bar. We praten her en der met Ni-Vanuatu die nieuwsgierig zijn naar ons leven. Mike neemt ons mee naar zijn tuin om verse groenten en fruit te plukken. Hij verzamelt cassava, papaya, bananen, reuze bonen en vooral “aelan kabis” (letterlijk : eiland kool – soort spinazie).
Maar pas nadat we urenlang met zijn ma en pa, Makin en Timothy, gebabbeld hebben, over hun leven en het onze, keren we naar huis. Het gaat, zoals overal ter wereld, over onze kinderen en kleinkinderen en ons land. Twee van hun zoons werken als fruitplukkers in Nieuw-Zeeland. Komen enkel rond kerst terug thuis. Hun dochters wonen in Port Vila.
Maar ook de oorlog in Oekraïne en de sterk gestegen benzineprijs komen ter sprake. Vergis je niet. Op sommige eilanden in Vanuatu, zoals dit meer voorspoedige Epi, hebben de mensen nu al een aantal jaren de mogelijkheid om op de hoogte te blijven. Of dat echt een zegen is, laat ik in het midden. Sinds Digicel overal op de heuvels antennes plaatste, is het internet hier vlotter dan pakweg in Nieuw-Caledonië. Bovendien, nog belangrijker, zeven keer goedkoper. Betaalbare GSM's worden aangeboden. Oplaadkaarten zijn ook niet al te duur.
Mensen, vooral jongeren hebben smartphones. Bellen met familie op andere eilanden kan. Wat een luxe !

Zo zagen we een paar dagen geleden het voor ons vreemde beeld. In een taxibootje, vol met mensen, staat één jongen rechtop, de bekende beweging makend een smartphone opgeheven en naar ons gericht. Niet ik maak een foto van het zoveelste tot de rand volgeladen motorbootje. Hij maakt een foto van onze boot. De omgekeerde wereld.

Zoon Mike in zijn weelderige tuin. 



Zijn mama en papa willen ook wel even op de foto. 



Restaurantje in Lamen Bay. 

Zelfs in Awei (Maskelyne eilanden), onze volgende bestemming, zie ik ook één GSM. Toch wonen de twintig mensen, één familie, hier nog vrij primitief. Drie jaar geleden herstelde Tony hier een invertor voor een zonnepaneel. Safron en Jocelyne kennen ons nog van toen. Ze komen ons gedag zeggen, hebben bananen mee (nog meer bananen) en vragen in ruil om naalden, vishaken en lucifers.
De meisjes Lindia (4) en Elsina (10) brengen ons, heel langzaam, bedeesd steeds dichterbij komend, een bezoekje. Ze varen in een kindermaat outrigger kano. Zonder zwemvest, rustig zittend in die ondenkbaar smalle bootjes, ongelooflijk op hun gemak.
Veel kan je niet praten met hen. Ze leren eerst bislama (de nationale taal van Vanuatu), pas in de derde klas beginnen ze met Engels. Tenzij ze in bepaalde streken wonen waar de voertaal op school Frans is. Overblijfsel van de tijd toen Fransen én Engelsen Vanuatu deelden (Frans en Engels zijn officiële talen).
Maar het best kennen ze natuurlijk hun eigen dialect.
En het zou zomaar kunnen dat zelfs een buurdorp die taal niet begrijpt.
Omdat de stammen vroeger vijanden waren en geen contact hadden, bestaan er in Vanuatu 113 talen, die vaak zelfs helemaal niets met elkaar gemeen hebben.
Een beetje als bij ons, maar geef toe, een Limburger begrijpt toch nog wel altijd iets van wat een West-Vlaming zegt. Alhoewel niet iedereen het met mij eens zal zijn !


Kleine Lindia. 



Nichtje Elsina. 





Positie : Lamen Bay, Epi, Vanuatu.

Sunset in Mele Bay. 

The fire show in Mele die heeft, ongeveer 3 jaar geleden, indruk op ons gemaakt. Blijkbaar hebben de jongeren uit het dorp Mele, die de voorstelling opzetten, ze na covid alweer hervat. Op een regenachtige avond houden we dus een busje aan dat ons voor 200 Vut (1,5 €) over de wel heel slechte weg, soms moet de chauffeur echt aan de linkerkant gaan rijden om een enorm gat te ontwijken, naar The Beach Bar in Mele brengt. Perfect op tijd, want een kwartiertje later beginnen ze er al aan. Moderne en meer traditionele liedjes wisselen elkaar af, terwijl tientallen meisjes en jongens met vuur spelen, vuurpotten rondzwaaien, vuurtouwen slingeren, dansend figuren uitvoeren. Een spektakel dat eindigt met een ware vuurregen en een acrobatische performance aan een meterslang hoog opgehangen stuk “gordijn”.





In Port Vila hebben we nu genoeg gezien. Toch eerst weer inkopen voor we vertrekken, het lijkt of we niks anders doen, op de markt fruit en groenten scoren, Digicel “top up” kaarten bijkopen. Geld afhalen lukt jammer genoeg niet vandaag. Het ATM systeem ligt plat ?! Gelukkig kunnen we de jachthaven met kredietkaart betalen. Dubbel zo duur is het geworden. 21 € per nacht voor een mooring ! Europese prijzen ?!
Echt tijd om te vertrekken.

Covid maatregel. Iedereen moet bij het binnen gaan van een winkel “zijn handen goed wassen”. Zo doe je het en zo klinkt dat in het Vanuatu.

Busjes beheersen het straatbeeld in Port Vila. 



Kinderen en vrouwen brengen zo de ganse dag door op de markt. 


We overnachten eerst in de naburige baai bij The Beach Bar waar we nog een pizza meepikken en een Tusker Bitter tijdens happy hour.
Dan 's ochtends in alle vroegte naar Devils Point. What's in a name? Op weg naar Havannah Harbour moet je die kaap ronden. Nu begint elke zeiler al een beetje zenuwachtig te worden bij het woord Kaap. Wijzelf deden er al enorm veel, maar het respect blijft. De wind versnelt er fameus, de golven worden flink hoger, zijn onvoorspelbaar, je krijgt overfalls. Vooral bij wind tegen stroom condities wil je daar liever niet zijn.
Maar we hebben stroom en wind bijna in dezelfde richting. Het is er ruw maar doenbaar en snel, dat vooral.
De kaap gerond en dan zie je Hat Island (het eiland lijkt echt wel op een hoed) of beter het heilige eiland Eretoka. Het is onbewoond en tabu want de bekendste chief van Vanuatu (dat toen helemaal nog niet zo heette), die vrede stichtte tussen vele eilanden en hun respectievelijke chiefs, ligt daar begraven. En hij ligt er niet alleen, samen met hem werden zijn echtgenote en achttien chiefs met hun echtgenotes, ceremonieel, levend met hem mee begraven. Hij stierf in 1265 maar leeft nog steeds verder in de geesten van de huidige ni Vanuatu.

's Middags snorkelen we al in Ai Creek. Het water is een aangename 27° en belangrijker er zijn hier (nog) geen agressieve tijger- of stierhaaien gesignaleerd.

Beroemd Hat Island. 


Positie : aan een mooring van de jachtclub – Port Vila – Vanuatu.



Bruisende, ziedende witte golfkammen breken achter en langs onze boot. Zo ver ik kan kijken, een dreigend landschap van witte, hoge pieken en grijze steile “Noordzee” golven. Massa's groen water torenen hoog boven ons en donderen dan toch steeds, gelukkig, onder de boot door. Af en toe waait een zoute spray of, minder aangenaam, een grote klatsch zout water van een golfkam in het achterste deel van onze kuip.
Welkom op zee ! Zo hadden we het niet bedoeld, maar het is ons allemaal erg bekend.
Binnen voel je al dat geweld veel minder, maar het concert van pottekes, bakjes, honderden spulletjes die een mens nu eenmaal meezeult in kastjes en op rekjes en die je niet allemaal zeevast kan zetten en die bij elke beweging tegen elkaar en de wand botsen, valt niet te negeren, wat een kakofonie. Daar moet je weer aan wennen. Elke twee seconden raast de boot van links naar rechts, in een grote schommelbeweging. Kan je je dat voorstellen? Kling, klang, rododododo, pok, pok...

De aanvankelijk vrij rustige zee is gaandeweg steeds ruwer geworden. Zo gaat dat nu eenmaal. De wind waait hard 20-25 kn pal vanachter. Wij lopen tenminste wel heel erg goed enkel op een gereefd voorzeil..
Jefke (een koosnaampje voor onze elektrische stuurautomaat) doet het nog goed, maar krijgt het steeds moeilijker in de zware zee die de boot altijd uit koers duwt. Even in herinnering brengen wellicht, wij sturen haast nooit zelf op zee, Jefke die doet het zware werk.
Maar o wee, wat als hij plots in alarm gaat ? Tony's wacht en ik lig net te doezelen. Piep, piep, piep ! We vliegen alle twee op. Een alarm als je op zee bent, in het donker. Ik haat dat.
Jefke is gestopt. Even resetten en hij doet het weer.
Maar steeds vaker valt hij uit tot hij tenslotte helemaal afhaakt.

Gelukkig hebben we Pierke nog, onze windvaan, nog zo een robot bemanningslid, hij stuurt puur op de wind en verbruikt geen energie van batterijen. En alsof hij problemen vermoedde, Tony installeerde hem vóór we vertrokken, normaal doet hij dat niet voor een kortere trip.
Nadeel van dit “crewlid” is dat de afstelling ervan door middel van touwtjes en katrolletjes niet zo makkelijk is. “Trial and error” is nu eenmaal niet zo eenvoudig als een druk op een knopje, met de boodschap : “Stuur iets meer naar stuurboord of bakboord.” Pierke stuur je door via een touwtje een wieltje naar boven of beneden te draaien. Het is precisiewerk daar op het zoute achterschip.
Maar hij helpt ons geweldig uit de nood en stuurt de verdere 250 mijl vrijwel zonder problemen.

Pierke in volle actie. Regelen doen we door middel van het kleine rode touwtje .

Vrijdagmiddag stormen we met hoge achterop lopende zee de grote baai van Port Vila binnen en ankeren op de ons al bekende “quarantaine “ plek. De gele quarantaine vlag wappert in het want. Die zo vaak gehezen verplichte vlag als je een nieuw land aandoet, een overblijfsel uit de tijd toen zware epidemieën eeuwen geleden door schepen konden worden veroorzaakt of verspreid, heeft sinds covid weer betekenis gekregen.

's Namiddags worden de dames van immigratie en douane netjes bij onze boot afgeleverd. De meeste formulieren vulden we al in en stuurden hen per email. Inclusief het indrukwekkende formulier over de gezondheid aan boord dat we nog in extremis, met onze laatste 4G credits, invulden in de beruchte Havannah pas, de “uitgang” van Nieuw-Caledonië.
Vragen als :
– hoeveel dead bodies heb je aan boord en waaraan stierven ze ?
– welke ziektes heersen er aan boord? Welke symptomen vertonen de zieken?
– wie is er de chirurg ? – hebben jullie verstekelingen aan boord, hoeveel ?
Man, man, we zijn toch geen cruiseschip of cargo ! Maar je vult dat allemaal braafjes in met de smartphone toetsjes op een flink golvend schip. Steeds fouten corrigerend . Je weet wel, zoals smsjes intikken in een rijdende auto !

Maar wonder boven wonder, ze hebben alles ontvangen. We mogen 120 dagen blijven in Vanuatu en als we het goed begrijpen kunnen we dinsdag een permit halen om alle eilanden te bezoeken! Tevreden genieten we even later van ons biertje. De harde muziek van de discotheek vlakbij zal ons pas, als we willen slapen, storen.

In Vanuatu schrijft men fonetisch : dit is  Number one café.  

 Bloemenmarkt . 

Later regelen we één van de weinige al gecontroleerde en goed bevonden boeien bij Yachting World , de kleine marina van Port Vila. Covid is nog niet veraf. De Australische eigenaar, zelf pas 3 weken terug na de covid verbanning, vindt, post-covid, maar moeizaam opnieuw personeel voor het restaurant en het bureau.
In de stad en op de markt hangt nog dezelfde vriendelijke sfeer die we ons herinneren. De trottoirs zijn nog steeds echte hindernissen parcours, letterlijk met grote gaten en plotse verhogingen en trapjes en grote, alles blokkerende, geparkeerde SUV's .
Nambawan en the Rossi, twee plekken die met Le Bout du Monde (Nouméa) kunnen concureren, zijn gewoon open.

Maar, teleurstelling, het heerlijke biefstuk-restaurant ,Chill, onze favoriet, is volledig leeg geruimd. Wacht men op betere tijden ?

 

Positie : onderweg over de lagune van Nieuw-Caledonië naar de Havannah pas.

Tata, Nouméa.

En dan plots is het zover.
De weerkaarten beloven een klein weervenster, zoals zeilers dat noemen.
De wind, de lage druk gebieden, de regen, de stroming, de golven, al deze elementen spelen samen in ons voordeel. Het moet lukken, als alles zo blijft, tenminste. Maar dat kunnen we ons nu echt niet meer aantrekken.

Wij schoven ons vertrek nu al weken voor ons uit. Je aandacht kan niet verslappen. Je moet er klaar voor zijn. Het goede moment grijpen als het er is.
Nog kunnen we niet op stel en sprong wegzeilen. De tocht langs immigraties, douane, havenkapitein neemt een paar uur in beslag, nog snel een RAT covid test, taksvrije diesel en benzine tanken en Vanuatu Border Control en Customs (verplicht) melden dat we er aankomen!
Nu kunnen we echt.
Op naar nieuwe avonturen. On y va !


Afscheid van de zeilvrienden !  Ooit zien we elkaar terug. 




Positie : Baie Orphelinat – Nouméa.



Af en toe zit er toch nog een mooie zonsondergang in.



Maar meestal is het somber en kletsnat op de ankerplek.

Als er, in zijn tijd, op één dag zoveel water zou gevallen zijn, Noah had zeker meteen heel zijn menagerie in de ark gejaagd. Zo erg was het, vorig weekend en gisteren weer en vandaag en morgen....

Nog steeds trekt de ene depressie na de andere over ons heen. De mooie dagen tussenin kan je op één hand tellen. Wij zuchten .
La Niña...mijn gat.

Toch blijven we hopen en uitkijken naar dat ene weervenster dat het mogelijk moet maken hier weg te raken....naar Vanuatu. Ja, je hoort het goed, de kogel is (zo goed als) door de kerk. We hakten de knoop door, we willen naar Vanuatu zeilen. Al zullen ook wij, pas echt zeker zijn als we daar ons anker droppen !

We schieten in actie. Er moet nog veel gebeuren. Indien je naar Australië zeilt (wat we dus niet zullen doen) neem je best zo weinig mogelijk proviand mee. Verse voeding mag er niet binnen, daag de douane niet uit want de boot wordt volledig gecontroleerd en de boetes zijn hoog.
In Vanuatu moet je enkel vuurwapens, drugs en alcohol aangeven en controle kennen ze niet echt.
Ik probeer me dus te herinneren welke voedingsmiddelen er in Vanuatu niet te krijgen zijn en wil die hier nog aanschaffen. Moeilijke oefening. Het is tenslotte al drie jaar geleden.
Een laatste keer gaan we met de Dacia van Olivier op pad.

We nemen ook stilaan afscheid van de vrienden, altijd de zwaarste taak van allemaal.
Dit keer zijn dat geen echte cruisers maar mensen die op hun boot wonen en een job hebben hier in Nouméa. We zijn hun eeuwig dankbaar voor de hulp die we van hun kregen.



Afscheid van Florence en Didier bij hun aan boord. 


We besluiten nog een flinke investering te doen, schaffen een nieuwe dinghy aan, een nieuwe auto zou je kunnen zeggen. Niet direct het type bijboot dat we wilden, maar hij ziet er helemaal niet slecht uit. De oude Jak geven we cadeau aan een jonge, pas beginnende zeiler. Hij blij en wij natuurlijk ook !



Oud en nieuw naast elkaar. 

Uitklaren bij douane en immigraties moet tot het laatste wachten. Bij de havenkapitein ligt de rekening voor 2,5 jaar ankeren in Nieuw-Caledonisch water.
Ook de covid RAT test, 24 u voor vertrek kan pas op het laatst.
Nog taksvrij diesel tanken en dan kunnen we in principe weg. Eerst 40 mijl, dat is bijna 8 u varen tot aan de uitgang van de enorme lagune (de Havannah pas), dan kan de tocht pas echt beginnen.
Die Havannah pas moet je niet onderschatten, die neem je bij voorkeur, zoals elke pas, bij uitgaand tij en wind in dezelfde richting, zo vermijd je staande golven.

Maar ik ben aan het dromen, zo ver is het nog niet ! Of zou ik, heel stilletjes , durven fluisteren dat er deze week wellicht een weervenstertje op een kier gaat staan ?


Zulke plaatjes kunnen we sporadisch toch ook nog maken ! 






Subcategories

Additional information