Positie : Baie du Carénage (nog een keer).

Zie je (in het midden) de hoge pin colonnaire uittorenen boven de palmboom ?


Ile des Pins”. Captain Cook, ja, die weer, heeft niet erg lang gezocht naar een naam voor het eiland waar hij in 1774, tijdens zijn tweede reis, op botste. Je kan echt niet naast de pins colonnaires of Araucaria columnaris op Ile des Pins kijken. Logisch die naam.
De endemische naaldboom, hij groeide ook al op het prehistorische zuidelijke continent Gondwana, wordt 60 tot 80 m hoog en steekt, als een opgeschoten, dun onkruid, hoog boven de toch ook al flink uit de kluiten gewassen palmbomen uit. Fascinerend om zien.
Stel je hier nu even de gigantische diplodocus, bronto- en andere saurussen, die 150 miljoen jaren geleden de aarde bevolkten, voor. Hun lange nek ontwikkelden ze om uit deze torenhoge naaldbomen grote stukken te happen, er hun enorme honger mee te stillen en energie op te doen.

Ook rond
“la piscine naturelle” vormt zich een rand van deze typische altijd groene coniferen. De toeristische boekskes zeggen : “Als je daar niet gezwommen hebt, ben je niet op Ile des Pins geweest !” Pech voor ons. Vorige keer in 2019 hebben we het natuurlijk zwembad niet gevonden. Dit keer moet dat beter kunnen.
We laten onze huurauto achter op de parking van Le Méridien. Het pad naar de pool zou goed aangegeven zijn. Maar waar we op de onmetelijke zee moeiteloos onze weg vinden, lukt dat hier op dit kleine eilandje niet. Als we al bijna een uur gelopen hebben, zonder ook maar een glimp van de pool, keren we, teleurgesteld en mopperend, op onze stappen terug, botsen daarbij op een gezinnetje dat naar la piscine op weg is. Zij kennen het geheim van de toegang tot het paadje, toegang die totaal geblokkeerd is door omgevallen bomen. Als je daar omheen klautert, is de rest een makkie. De meisjes tateren in rad Frans honderduit tegen mij. Mijn oma-status is overduidelijk, daar hoef ik niet aan te twijfelen.
En dan verschijnt daar voor ons de pool. Prachtige locatie, toegegeven. Alle, op Ile des Pins aanwezige toeristen, lijken hier vandaag verzameld. Valt reuze mee.
In de pre-covid tijd spoelden hier dagelijks massa's cruiseschip klanten aan, het natuurlijke zwembad gewoon verbergend onder een laag spartelaars met volle gelaatsmaskers.



Op weg naar La Piscine Naturelle. 

Lunch in Le Méridien. 


Le déjeuner reserveerden we in “
Le Méridien”, we hebben nog één en ander te vieren. Op het pad erheen verrassen een drietal prachtig blauwe vlinders, papilio montrouzieri, ons, ook weer endemisch in Nieuw-Caledonië.



Papilio Montrouzieri 

Onze terugrit staat in het teken van
de geschiedenis. Na Cook, de sandelhouthakkers, de protestantse en katholieke priesters die de welbekende “missionarissen soepjurk” voor dames introduceerden, werd Ile des Pins Frans gebied en deporteerde men de gevangenen van de commune de Paris hierheen.
De gebouwen van de bagne, waar deze mensen in erbarmelijke omstandigheden overleefden, zijn haast niet meer te betreden. We trotseren het 2 m hoge onkruid.
De watertoren heeft het overleefd, wordt onderhouden en doet nog steeds dienst.



Nog een must see :
Pic N'ga. De hoogste berg van Ile des Pins, 262 meter hoog. Peanuts zal je denken. Toch een stevige klim, over een erg rotsig pad en steiler dan we verwachtten. Maar het uitzicht is prachtig.

De
Kunié Sailing week van de Club Nautique Calédonienne zorgt tijdens ons eerste weekend in Kuto voor een toffe ambiance. 25 jachten, bemanningen en sympathisanten amuseren zich op het water en het strand. Zoveel volk zien ze hier zelden. Elke dag zeilwedstrijden. Er komen zelfs vijf authentieke, in de Baie d' Upi gebouwde, “outrigger” pirogues opdagen voor hun eigen wedstrijd. Jammer, het weer is somber en er valt een lichte regen.



Lokale pirogues.



De caboteur brengt de broodnodige bevoorrading. 

Dinsdag, als de race terugkeert naar Nouméa , zien we de wedstrijdboten even van dichterbij. Eén meisjesboot spotten we, gesponsord door Dove.

De rust keert weer. Terug naar ons bootleventje : de prachtige natuur bewonderen, wandelen, kletsen met buurboten, we krijgen er niet genoeg van.
We maken kennis met Pierrette en Fabrice, kwieke zeventigers die in de baai van Ouao op hun Bénéteau wonen. Nemen ons vast voor hen daar te bezoeken.

Als er harde wind en hoge golven worden aangekondigd, houden we het hier voor bekeken. Vóór we terugkeren naar Nouméa, maken we nog een omweg naar Baie du Carénage om ons mentaal voor te bereiden op de stad, de klus van het Jakker op de kant zetten en onze vlucht naar België.

De, op elk moment van de dag vlak achter onze boot opduikende, talloze schildpadden, de schuwe dugongs en manta's, we zullen ze missen.

Vanop Pic N'ga.

De blauwe meisjesboot . 

 

 

Positie : Île des Pins.



Île des Pins, Baie Kanuméra, zicht op Pic N'ga (midden).

De “winter” komt eraan. Alhoewel je op 22° zuiderbreedte (dichtbij de Steenboks- keerkring) natuurlijk niet echt van winter spreken kan, vinden wij het toch sokken - lange broek - dekentjes tijd, vooral 's avonds en 's ochtends dan en als de kille zuidenwind blaast. Immers onze verwarming gaf de pijp aan Maarten.
De accu's vragen in deze tijd van het jaar meer aandacht. De zon die later opkomt, zo rond 6u30, heeft om 16 u ook al geen fut meer. Haar stralen vallen (te) schuin in, leveren veel minder stroom dan wanneer ze loodrecht naar beneden branden.
We schakelen 's nachts de koelkast uit (onze grootste verbruiker) en houden zo de batterijen op 12,4 V.
Twee jaar oud zijn ze nu, weldra tijd voor (alweer) nieuwe . Als ze ergens allergisch voor zijn, is het wel voor tropische warmte. Hun positie naast de motor, verre van ideaal, doet er ook geen goed aan.


Winter, ook walvissentijd in de Pacific. Het eerste bultrug vrouwtje is al gesignaleerd in de Passe de Boulari (NC). Ze is vroeg. Voelde ze de drang om te bevallen? Want dat is wat ze hier doen. Dat, en ingaan op de acrobatische avances van de mannetjes en vervolgens zorgen voor nieuwe spruiten.
Binnenkort doorkruisen catamarans met geïnteresseerden weer de lagune op zoek naar “fonteinen” en buitelende dieren.

Wij werken verder aan ons record. Met gedroogde tomaten, augurken, olijven, soupe de poisson, groenten in blik en enkele verse tomaten, eieren, aardappelen, uien goochelend, improviseer ik erop los.
We zien de bodem van de koekjes trommel. Zelf bakken kan niet, het nog resterende meel verdwijnt in het brood. Custard heb ik wel nog, dus wordt het vanillepudding voor de zoete goesting.

Prachtige oeroude bomen, die ontsnapten aan de houtkap, zie je overal  in NC.

Vóór we Baie du Carénage verlaten, bezoeken we
het bad van “madame van de gouverneur.” Bij laag water kan je op het drooggevallen gebied lopen. Overal komt er warm water uit de grond. Je kan het wel 32 ° warme water voelen opwellen uit de kalkpijpjes.
Dat moet madame (we schrijven eind 19de, begin 20ste eeuw) op gedachten gebracht hebben. Ze liet een bad metsen en kwam hier heerlijk badderen in het warme water. Ik weet niet of er een gebouwtje omheen stond indertijd. Zou ze ten aanschouwe van iedereen, zoals toen gebruikelijk was in alles verhullende badkleding, geploeierd hebben?



Stel je hier madame van de gouverneur voor, prachtig decor, toch.

En dan, zomaar ineens, blijkt morgen wel een goeie dag om
naar Île des Pins (in Kanaky : Kunié zeg Kwênyii) te zeilen en de “rooie aarde baai met duizenden watervalletjes” van Prony vaarwel te zeggen. Vroeg vertrekken is altijd een goed idee. De eerste mijlen overbruggen we met de motor. Als de wind komt opzetten, hijsen we genua en grootzeil en varen hoog aan de wind recht op het doel af. We halen vlot 6 knopen, ons onderwaterschip kreeg een natuurlijke poetsbeurt op het “zoete rivierwater” van de Baie du Carénage. Immers, zoet water, daar kunnen zeediertjes niet tegen.
Nauwkeurig tussen riffen en ondieptes door zeilend bereiken we, rond 13 u, het voorlaatste waypoint. Tijdens het laatste rak, pal in de wind, helpt de motor ons weer. Een half uur later plonst het anker in de wondermooie baai van Kuto, Île des Pins, “
l'île la plus proche du paradis ”, zoals hun slogan luidt..
Op ons log 30.015 zeemijl ! Mooi rond getal voor de elfde verjaardag van ons vertrek uit Zeeland !
Meteen dezelfde avond krijgen we, bij ons aankomstpintje, de subliemste zonsondergang “ever” aangeboden.



Vrijdag nemen we een kijkje in de kleine
kruidenierszaak op loopafstand. Je kan er je kont niet draaien, maar ze hebben alles wat een bijna lege boot nodig heeft, zelfs diepvries vlees en vers fruit.
Op de zaterdagmarkt willen we ook een kijkje nemen dus regelen we een taxi, want alle auto's op het eiland zijn verhuurd morgen.
We hebben te veel ervaring met kleine eilandmarktjes om hier bergen fruit te verwachten. Enkel wat passievruchten, kokosnoten, maniok, bok choi liggen op de tafels.
Steek de schuld maar op het huwelijksfeest van gisteren, giechelen de verkoopsters, duidelijk allemaal al wat ouder.
Het best gevuld is de bar, diverse koffiedames bieden hun pas gebakken cake aan. Je bent hier snel aan de praat. Met de dames achter de stalletjes maar ook met een Thaise die blij is wat Engels te kunnen praten.



Pas gisteren ontdekten we dat vanavond 25 zeiljachten, deelnemers aan de eerste Kunié Sailing Week, in Kuto baai zullen arriveren. Als we nu eens helemaal in het hoekje gaan ankeren, dan blijft er ruim plaats voor die boten. Toch. Nee, niet dus.
's Middags komt men ons vertellen dat we naar de zuidoostelijk gelegen tweeling baai moeten verkassen.
We zoeken ons een plekje dichtbij de champignonrots “Le Rocher” in Baie de Kanuméra. Le Rocher is tabu, heilig, het is verboden erop te klimmen.



Jakker naast Le Rocher. 

Prachtig ankeren is het hier tenminste tot de wind naar het zuiden draait en we wel terug moeten naar de drukke baai. Niemand kan ons verplichten op die hoge, oncomfortabele windgolven te blijven liggen.
Een vijftal keren hebben we nu opnieuw geankerd op Ile des Pins, dik tegen captain Tony's zin die altijd het zwaarste werk voor zijn rekening neemt.
Echter, de steeds opnieuw opduikende brede dugong-rug en de enorme, op een slordig tapijt lijkende, met zijn vleugeluiteinde aan het wateroppervlak plonzende reuzenmanta die we spotten op onze laatste ankerplek, maken veel goed. Als er ook nog een school dolfijnen vrolijk komt buitelen, kan de pret helemaal niet meer op.
Dan vergeet ik nog de talloze kop-boven-water-stekende schildpadden, deze lieve vriendjes horen gewoon bij het decor.

O ja, over ons record. Uiteindelijk overbrugden we 36 dagen zonder ook maar iets in te kopen of te krijgen. We waren dat helemaal niet van plan, kunnen dus nog langer indien nodig.

Hoeveel van deze "pins colonaires" zouden er op Ile des Pins groeien? Miljoenen !




Positie : Baie du Carénage.



Vechten om je staande te houden in het getijdenwater. 



De kleine wenkkrab houdt van deze omgeving. 


Hou je van records ? Wel, wij zijn bezig ons eigen record te verbreken. 29 dagen vandaag, het record “op Jakker overleven zonder inkopen doen.” . Net als tijdens een overtocht, maar dan gewoon ankerend op zovele plekken in de immense Baie de Prony. We hebben echt nog geen zin om terug te varen naar Nouméa.
Ergens verder weg heen zeilen, naar Ile des Pins of de Loyautés eilanden, lukt ons maar niet. Te veel wind, harde regen en de laatste verrassing : een enorme zeedeining van wel 5 m, naar ons gestuurd door een diepe depressie over de Tasmanzee. Je weet wel, die zee tussen Australië en Nieuw-Zeeland (genoemd naar de Nederlandse ontdekkingsreiziger Abel Tasman) waar ook ons Nieuw-Caledonische weer gemixt wordt.

Te vroeg victorie gekraaid dus. Het slechte weer is niet over. Verdorie, we lijken wel in een iets warmer uitgevallen België verzeild geraakt. Triest, wit-mistig sluiten regenbuien ons in. Zijn we de laatste wezens op aarde? Rondom ons totale verlatenheid op het water. We liggen aan een boei in Anse Majic (Baie de Prony), één van onze favoriete wandelbestemmingen. Hier kan je het steile pad nemen naar Cap Ndua en het observatieplatform voor de walvissen.
Maar, stel je voor, op weg naar ons paadje, het klaarde even wat op, horen we het al. Er ruist een klaterend beekje ? Het wandelpad blijkt nu een riviertje ! Zonder natte moddervoeten kom je hier niet door.
Net voor een situatie als deze hebben we onze zeillaarzen, weliswaar ver weggestopt, zovele jaren aan boord bewaard. Een paar uur later stellen we blij vast dat ze niet lekken, dat ze bovendien lekker lopen. Die zeilerstheorie van “alle spullen weggooien die je meer dan een jaar niet gebruikt”, daar heb ik mijn bedenkingen bij. Toch maar niet te letterlijk nemen.



Die joekel van een depressie in de Tasman zee brengt ook krachtige westen en zuidwesten wind mee als die onder Nieuw-Caledonië doordraait. Een tegendraadse windrichting, een reverse.
De wind rond depressies draait hier trouwens andersom dan in het noordelijk halfrond, met de klok mee dus, wist je dat ?
Perfecte beschutting vinden we nu in de Baie du Carénage, een baai in de baai en ook nog eens een eind op een soort rivier. Het is hier gewoon binnenland, wel 5-6 zeemijl van zee verwijderd, van deining hebben ze hier nog nooit gehoord.

Een uitgelezen keuze aan hikes is in de aanbieding. Ondanks de zware regens en de doorweekte bodem voelen de hellende paadjes niet al te glibberig aan. Ik neem mijn stok mee, altijd voorzichtig, en grijp kleine boompjes ter hulp.
Overal zoeken stroompjes, riviertjes hun weg naar beneden. Die moet je oversteken, wil je ergens geraken. Dit keer gaan we niet op ons botten maar trekken we de crocs aan. Over stenen door het glasheldere water, heerlijk fris aan de voeten. We genieten als kinderen. Ook van de twin watervallen en het koude dompelbadje beneden.





Aan de strandjes en oevers verwonderen we ons over de hopen opgestapelde puimsteen .
Afkomstig van de vulkaanuitbarsting op Tonga twee jaar geleden? Heel wat zeilers in Tonga en Fiji rapporteerden toen dat ze geen water meer zagen, letterlijk in een zee van puimsteen voeren. Vreemd.

De regio van de rivière Carénage was oud bagne- en mijngebied, niet moeilijk er antieke overblijfselen, kabels, rails zelfs een stoomketel te ontdekken. Bij de ruïnes van gevangenis gebouwen, bakkerij, kerkhof verwijl je even in het niet zo fraaie verleden.
Gevangenen, aangevoerd uit Frankrijk, hebben er zwaar afgezien, in de houtkap en later in de mijnen.
Inheemse stammen zagen deze regio eeuwenlang als vervloekt, kwamen er enkel om stammentwisten uit te vechten. Hier woonde men niet.
Of waren de zware metalen in de grond, waardoor mensen ziek werden van het eten van hun geteelde groenten en het jarenlang drinken van het water, verantwoordelijk voor de uitgestorven, niet bewoonde hoogvlaktes.



Stenen gebouwen hebben de tand des tijds overleefd. Prison ? Munitiedepot ? 



Puimsteen voor het oprapen. 

Nu het water overal rondom ons klatert, is watertanks vullen een must. “Twee (of meer) emmertjes water halen.“. De drie “vaste” zeilers van deze baai, zij “wonen” hier zowat, staken de armen uit de mouwen en legden een leiding aan bij een bron, zo heb je water dat altijd snel “loopt”.
Iedereen mag zich bedienen. Alleen, rond het “kraantje” valt alles droog bij laag water enkel bij hoog water kan je gaan tanken. Tien minuutjes dinghy varen en je vult je jerrycans sneller dan in de marina en het water is veel lekkerder dan marina- chloorwater.

 

Tenslotte nog wat politiek nieuws. Op dit ogenblik wordt er in Parijs druk vergaderd. Verkozenen van Nieuw-Caledonië reisden op uitnodiging van president Macron en minister van Outre-mer Lecornu daarheen om te praten over de toekomst van het eiland. Een uitgebracht document verduidelijkt uitgebreid de gevolgen van respectievelijk een “oui” of “een non” uitslag voor de man in de straat. De vraag blijft onveranderd : “Wil je dat NC onafhankelijk wordt van Frankrijk? “.
Op 12 december 2021, zo is besloten, gaan de Nieuw-Caledoniërs naar de stembus voor het derde referendum. Daarna volgen er twee jaren van “overgang” wat de uitslag ook zal zijn. Het wordt weer spannend in NC.

Twee emmertjes water halen...op de prachtigste locatie.

 

 

Subcategories

Additional information