Positie : Baga, Jirundu islet, 07°48,986 Z, 156°33,608 O .


Deze uitzichten word je nooit beu ! 

Tropische depressies.
_________________
Februari doet haar naam van slechtste lees natste maand, in de zuidwestelijke Pacific, alle eer aan. We worden over”donderd” door twee opeenvolgende, diepe depressies. Hieruit worden twee categorie 3-4 cyclonen geboren die erg tekeer gaan, vooral in Vanuatu. Die ongelukkigen worden ook nog eens geteisterd door een aardbeving van 6 op de Richter schaal.

Wij zien die twee systemen aankomen op Windy en zoeken beschutting vlakbij het restaurantje PT109 in Gizo (vernoemd naar de torpedoboot van JFK ). Dichter bij de huisjes nu, is het er veel drukker met kano's en motorbootjes. Mensen moeten naar de markt, kinderen naar school.
Behalve als het stortregent, dan houdt hier toch ook iedereen zich gedeisd.
En stortregenen doet het. Dagen aan één stuk. Water valt met bakken uit de lucht, de baai kleurt rood-bruin, karrevrachten rode aarde glijden van de hellingen naar beneden.
Wij ondergaan. Wat kan je anders doen?


Modderwater in de baai. 


Onze buren varen...


...naar huis.


In Gizo stad.

Na weer zo een regenperiode doemt plots een Belgische catamaran in onze baai op. Karine en Baudouin blijven maar een dagje, willen dapper tegen wind en regen naar het natuurreservaat op Choiseul maar nodigen ons toch eerst nog uit voor een etentje bij hun aan boord. Gezellig.
Wij hielpen ze dan ook uit de nood met een flinke dosis “anti-bacterie-groei-spul” voor in hun, met groene drab, gecontamineerde diesel tanks.

Ook onze Duitse en Zwitserse vrienden vertrekken, tussen de buien dagen door, op hun weg naar Papua Nieuw Guinea en verder.


Regenduiken.
___________
We blijven nog wat en boeken bij Dive Gizo twee mooie duiken voor de op vrijdag beloofde prachtige dag. De vroege ochtend was mooi, ja. De dag zelf kon moeilijk slechter. Het giet maar één keer, het houdt helemaal niet meer op. Het zicht is zo slecht dat de schipper van de “duikboot” op de tocht naar de duikplekken en terug bij een eilandje een stop moet inlassen. Hij weet niet meer hoe hij verder moet, even wachten dus tot hij door het dikke regengordijn toch even in de verte een glimp van een volgende eilandje kan ontwaren en zo onze vaarrichting kan bepalen.

Ok, je denkt : “Onder water is het toch nat, wat maakt de regen uit”, maar bij zulk somber weer is het licht beneden veel minder, heeft het rif minder kleur. Joe's wall valt daarom dan ook een beetje “in het water” !
Maar de duik op de Grumman F6F Hell Cat op zo een 9 m diepte is wel de moeite, al is het ook hier donkerder dan normaal. Tony is in zijn nopjes.
In de tropen kan je ook bibberen, dat ervaren we op de terugweg, zittend in de striemende regen en de felle, door onze snelle boot zelf veroorzaakte, wind.


Hellcat , cockpit richting staart . 


Cockpit Hellcat. 

Ongewenst bezoek.
_______________
We willen weg uit Gizo. We liggen hier al te lang en als op een ochtend blijkt dat een snoodaard Tony's bermuda, met geldbiljetten in de zakken, gepikt heeft, halen we ons anker op. Tuurlijk, eerst melding gaan doen bij de politie. Ze noteren de diefstal in hun dagboek en zeggen : “Sorry !”. Afgehandeld ?!

Toch even wat meer uitleg. We vragen onszelf nog steeds af hoe het heeft kunnen gebeuren. We sluiten s' nachts steeds alle luiken, vergrendelen de bakskisten, laten niks slingeren aan dek.
Maar in de achterkajuit, waar Tony soms slaapt (nu omdat hij een stuk van de nacht op was om “aan een goedkoop nacht tarief” satellietkaarten te downloaden) staat een klein ovaal venstertje open, er is muggengaas voor geplakt. Onze dief is met een kano komen aansluipen, heeft, rechtop staand in zijn kano het muggengaas kapot gescheurd, zo kon hij makkelijk Tony's broek, die in het kastje onder het raampje lag, meegrissen. Hoe heeft hij dat in het donker kunnen zien ? Was hij vroeger al eens op prospectie bij onze boot?
Dat er bijna 100 euro aan geldbriefjes los in staken, kon hij niet weten. Echt een geluksdag voor hem. Tony's reactie : “Ik hoop dat hij het spendeert aan spullen voor zijn familie en er geen bier, sigaretten of betelnoot voor koopt. “

Liapari.
______
Richting Liapari nog maar een keer. Blijkt, de eigenaar van één van de “covidboten” is terug aan boord. En hij heeft zin in een feestje. Eentje ter gelegenheid van de achtste verjaardag van zijn dochter, Behina. Haar mama Eunice is geboren in Munda, Brat adopteerde haar twee kinderen. Hij wil er een grote party voor al de mensen van de Liapari werf van maken. Wij en Amerikaan, Blacky, vertegenwoordigen het witte ras. Een echt buffet hebben de vrouwen bij mekaar gekookt. Vis, kip, rijst, groenten en fruit én een verjaardagstaart. Bier en muziek kunnen niet ontbreken.
Lang nadat wij naar huis voeren, horen we de muziek in de baai schallen. Voor ons is Liapari het party island, we vierden hier immers ook oud op nieuw !
Morgen willen we naar Baga eiland, hier noemen de mensen het Mbaga of Mbava !


Cynthia (secretaresse Liapari werf) , Eunice (mama), Jerry (broer), Brat(papa) en birthdaygirl Behina.


Rosie (weduwe van vroegere eigenaar werf) Blacky (Am. zeiler), ikke, Tony, Brat en Behina. 


Smullen. Let op de "island style plates" gemaakt van kokosbladeren. 


Buffet.




Dinghy uitstap bij zonsondergang op de "rivier" in Liapari. 

 

Positie : Gizo- Salomonseilanden.


Beautiful cabbage coral in front of Sanbis. 

Sanbis Resort.
In het zuidelijk halfrond is het zomer nu en in de Salomonseilanden betekent dat de tijd van de NW moesson. Maar er komen haast geen cyclonen voor en dat is de hoofdreden waarom we hierheen kwamen, de cycloongordel ten zuiden van 8°-10° zuiderbreedte, ontvluchten. De regelmatige, zware regenbuien, de NW wind en soms oncomfortabele zee deining moeten we er dan wel bij nemen.
Maar die deining valt nu even, voor een paar dagen, weg. Als de bliksem (!) varen we dus naar Sanbis Resort op Mbanbanga eiland, op slechts 3 mijl van Gizo, waar we nu eindelijk wél comfortabel kunnen ankeren.
We maken een leuke duik vóór het resort en genieten 's avonds van de lekkerste pizza van de Salomons. Australische Zwitser, Hans, leerde de lokale meisjes perfect hoe dat te doen.


Giant Barrel Sponge.


Sponge Fan, they can grow to heights of 1,5 m. 


Purple sea squirt on the small wreck in front of Sanbis. 

Toa Maru..
Eén regendag moeten we nog laten passeren, dan wordt het weer rustig en ons volgende duikdoel wordt de Toa Maru, het 133 m lange – 17,5 m brede, Japanse WO II scheepwrak. Als we, in vol duikornaat, met Jak toekomen op de duikplek, blijkt de boei, die de exacte positie aangeeft, verdwenen te zijn. Wat nu?
Geen nood daar komt, alsof we het zo afgesproken hadden, de duikboot van Dive Gizo aangescheurd. Acht Australische duikers hebben ze bij. Is het duiktoerisme dan toch weer aangetrokken?
Eén van de duikers maakt een touw vast aan het wrak, wij maken op onze beurt vast aan hun boot.
We doen een mooie eerste verkenningsduik op deze grote boot. Ze ligt op haar zij. Een volledig overzicht kan je niet krijgen, dan moet je te ver af zwemmen en het zicht is toch niet zó goed.
Het diepste deel, de achtersteven, bevindt zich op 35-38 m diepte. Daar kan je echt niet lang blijven of je moet één of meerder decompressiestops maken om het teveel aan stikstof toe te laten je lichaam weer te verlaten. Maar onze duikcomputer waarschuwt ons dat we de limiet naderen en we beginnen meteen te stijgen.
We zien de brug, die sinds de tsunami in 2007 is ingestort, het gat veroorzaakt door de vliegtuigbom, de cement zakjes die in het voorste ruim opgestapeld liggen. Zwemmen nog wat over de koraaltuin die bovenop het wrak groeit. Heel tevreden komen we boven. Maar dit smaakt naar meer.


Mount for a canon. 


You can see the hole the bomb made. 


A two men tank on its side.


Ammunition belts.



This is me ! 


Another tank. 


Rond 8 u de volgende dag kan je de Jak terugvinden, dobberend boven het wrak. Dit keer moeten we zelf een heel lang touw vastmaken aan één van de bolders op het schip. Zo gepiept. Nu zien we veel meer, de motor met de cilinders, de twee rupstanks die op hun zij voor een groot gat in de romp liggen, de honderden sake flessen, de munitie en munitie gordels, obussen. Alles is een beetje een warboel omdat de Toa Maru, na een paar dagen aangeschoten, halfgezonken rondzwalpen in Blacket Strait, hier strandde op het rif, op haar zij zakte, zodat de lading over elkaar heen viel.
Na 80 jaar is deze boot bijna mooier begroeid dan een rif, overal koraal, zacht en hard. Prachtig, al maakt die begroeiing het moeilijker de contouren van voorwerpen te herkennen.
Ook deze duik eindigen we op de bovenkant, eigenlijk de zijkant, van de boot op 11 m. Knappe tonsponzen en een schitterend rode anemoon is het laatste beeld dat we meenemen naar boven.
Als 's namiddags de wind aanwakkert en er alweer een flinke deining staat bij het wrak, zijn we blij met onze vroege duik.
Hier komen we nog terug.


Nice anemone. 

Heb je interesse gekregen in dit wrak, lees dan hier meer erover. Ga naar Description. De professionele foto's met een sterke lamp genomen, spreken ook meer tot de verbeelding.
Ook hier krijg je meer info.

 

Positie : Gizo.


De zon komt op over Liapari . Weer een dag van hard werken. 

Weet je nog? We kochten een nieuw dinghy in Nouméa. Een Highfield. Fier als een gieter scheurden we over het water. Nog steeds loven we deze bijboot in alle toonaarden. Vooral als er golven staan, het hard waait en het onaangenaam weer is, kunnen we ons plezier niet op. Onze Avon, weliswaar heel erg dapper tegen de wind tekeer gaand, kreeg al meteen bakken water over. Ontelbaar zijn de keren dat we kletsnat bij Jakker aankwamen, tevergeefs hadden we met diverse tactieken geprobeerd dit te vermijden.
Over onze Highfield niks dan lof dus. Maar hij is gemaakt van PVC, een materiaal dat niet zoals Hypalon goed tegen UV straling bestand is. Maar dan koop je toch gewoon een hoes, denk je wellicht. Akkoord, maar die hoes moet op maat gemaakt en dat kost dagen. Tijd die we toen niet hadden. Op de valreep konden we wel nog materiaal kopen om die klus zelf te klaren.

Dat hebben we lang genoeg voor ons uit geschoven. Nu moet het gebeuren. Eindelijk kunnen we, in Liapari, met de dinghy aan de kant om alles uit te meten. Er is ruimte om alle patronen op het stof te leggen, op de grond en een grote tafel om op te werken. Tenminste als het niet te hard waait of regent.
Makkelijk is deze job helemaal niet. Daarom bekijken we You tube filmpjes (vooral dat van SailRite “How to make dinghy chaps. ” en andere stap voor stap handleidingen.

Eerst moet er een perfect passend patroon getekend en uitgeknipt worden, precies zoals de definitieve hoes moet zijn met alle gaten voor handvaten, haakjes en ringetjes, waarvan er niet minder dan 23 zijn. Dat patroon maken we in plastiek, waarvan we gelukkig 10 m hebben kunnen scoren in Gizo. Elf delen knippen we om zo de ronding van ons bootje te kunnen volgen. Dagen zijn we hiermee bezig. We gaan allebei voor niet minder dan een professioneel resultaat. Veel te veel collega zeilers weten van ons project en we willen niet afgaan.


Patroon in plastiek.



Puzzelen om alles uit het stof te krijgen. (Let op het decor waarin wij kunnen werken !)


Alles aftekenen. 


Blijkt dat we in Nouméa wel erg zuinig waren met het aankopen van het canvas. Maar als we puzzelen kunnen we alle delen erop aftekenen. Vervolgens uitknippen en aan mekaar beginnen stikken. De op elkaar te stikken delen plakken we met tweezijdige plakband precies zoals de naad er moet komen, dan kunnen die delen onder de machine niet verschuiven.
Tussendoor controleren we telkens op Jak of alles nog goed zit. Dan knipt Tony de gaten uit. Eerst zo klein mogelijk. Later heel precies. Voor alle openingen tekent en knipt technisch onderlegde tekenaar Tony met lat en passer mooie afwerkingen in canvas, die ik er met dubbele stiksels op naai. Zo werken we deel na deel af. De cover wordt steeds groter, zwaarder, moeilijker onder de naaimachine door te schuiven. Maar het lukt. Zelfs door 5 lagen canvas maakt onze Zwitserse Elna mooie steekjes. Ik heb dan ook een dikke 120 naald en aangepast garen, allemaal ooit van thuis meegebracht.


Tony tekent en knipt al de oplegstukjes voor de 23 gaten. 








Stikken maar, tot je handen pijn doen van het manipuleren van de zware canvas.

O ja, vertelde ik al dat we telkens Jak een beetje plat laten, zodat later, als we de dinghy hard oppompen de hoes zeker past.
Elke dag opnieuw (als het weer goed is tenminste) een tochtje naar de kant, bootje iets plat laten, werken, passen, meten, na het werk terug oppompen.
Je moet er wat voor over hebben.
Maar eindelijk, Jaks jasje is klaar. Rest ons enkel nog het vastmaken. Dat zal met Velcro gebeuren. Het harde Velcro deel stik ik op plastiek stroken die Tony op de boot vastplakt. Het zachte Velcro stik ik op de cover.
Verdorie, we blijken niet genoeg Velcro te hebben en ook met PVC lijm moeten we zuinig zijn. Dus rekenen we, een paar frusterende uren lang, uit hoe we de Velcrostrookjes zullen verdelen op de boot en hoe ze correct zullen aansluiten op de cover. Komt allemaal mooi uit.

KLAAR en uiterst tevreden met het resultaat van ons teamwork.

Pikant detail : gisteren vond ik in mijn tas met naaigerief nog 12 m, over het hoofd geziene, Velcro ??? Toch nog goed ingekocht in Nouméa.
Tony blijft positief. De ganse bootlengte met Velcro doen, had veel te veel lijm verbruikt, lijm die we nu over hebben voor eventuele herstellingen.






In Liapari voorziet Pauline ons van fruit en groenten. Beroemd is ze om haar champignons.




We vinden zelfs nog tijd om rond het eiland te wandelen. 



Positie : Gizo town.


Buiten de drukte van Gizo. 


Hier is ook de car wash



Betelnut markt.


Terug in Gizo. Van de 14 zeemijlen Liapari – Gizo zeilden we er ganse vijf ! Zalig !
Er moeten weer boodschappen gedaan, onze visa verlengd, belkrediet gekocht, geld afgehaald.
Daarvoor is er slechts één plek ! Gizo stad.
Naar Solomon normen is het druk op de ankerplek. Op één dag tel ik zeven jachten !
Benjamin – Benzily, de vriendelijk immigraties ambtenaar, handelt de verlenging van onze visa (met liefst 4 maanden) in een uurtje af. Het kost ons 120 € per kop en we moeten voor een uitprint van de in te vullen formulieren op zoek naar een printer waarvan de toner nog niet “op” is. Die vinden we, na een mislukte poging elders, in het bedrijfje naast het post office.

Winkelen in Gizo.
We wagen ons opnieuw in talloze supermarktjes in het zogenaamde Chinatown, naast etenswaren op zoek naar zeldzame dingen als een agenda van 2023 (nergens te vinden), koelvloeistof voor de Volvo Penta motor (check), filters voor ons drinkwatersysteem(nergens te vinden) enz.
Een groter contrast met onze westerse hel verlichte, overzichtelijke, cleane supermarkten bestaat er niet.
Hier moet je heel wat overwinnen, even goed slikken, alvorens de donkere holen lees winkels binnen te durven stappen. Eerst je ogen aan de duisternis laten wennen en je neus aan de niet bepaald frisse geur, dan begint de verkenning. De voedingswaren beslaan slechts 1/4de van de ruimte in de winkeltjes waar je je kont niet kan draaien. Heel veel enorme 20 kg zakken rijst en bloem, de basisitems. Op straat zie je mensen met die enorme zakken zeulen. Zelfs jonge meisjes moeten mee aanpakken en alles naar de klaarliggende ferrybootjes brengen.

Ondertussen drijft de verstikkende, muffe geur van de meel- en rijstbeestjes, die ook wij ooit op de boot hadden, me bijna weer de winkel uit. Maar ik kijk verder rond. Koekjes van Fiji, snoep, olie, poedermelk, tonijn in blik, oploskoffie- en, nog populairder, cacaozakjes Milo, zijn er in overvloed.
Zo, dat is het ongeveer wat voeding betreft. Verder zijn er stapels plastieken dozen, emmers, visgerief, kleding, schrijfgerief, schriften, deodorants, dekzeilen. Overal exact dezelfde producten.
Grote uitzondering hierop vormt “Wing Sun”. Eigenaar Charlie heeft het goed bekeken. Zijn winkel is luchtiger, properder, heeft bredere gangpaden. Ik vertelde het al, hier kocht ik olijfolie en havermout! Hiij heeft (soms) mayonaise, kaas. Yachties hebben de weg naar zijn winkel snel gevonden.

Maar onze absolute favoriet is het cafeetje achter “the fuelstation”. De Amerikaanse eigenaar weet wat ons hartje begeert. Hij heeft een heuse koffiemachine aangekocht. Men serveert er zelfs cappuccino. Je kan er boter, room, chocolade (!) kopen en lekker diepvries gehakt en lamskoteletten. Helaas voorlopig geen koffiebonen.


Ingang van zo een donkere supermarkt. 


Schoolkinderen in Gizo. 



Ons favoriet cafeetje. 


Alles mooi geordend op de markt. 


Met overvolle bootjes snel naar huis voor het donker is. 

Inbraak in boot.

Terwijl we weg waren haalt de Gizo ankerplaats de krant. Zaterdagnacht werd er ingebroken op de Etap, Jasina, van onze vrienden, Regina en Matthias. Dieven slopen aan boord en konden door het niet gesloten luik naar binnen. Niks hoor je als je slaapt met oordopjes in en/of ventilatoren op je gericht. De dieven jatten een sat phone en een tablet met een schat aan persoonlijke bestanden.
Intussen hebben ze hun eigen telefoon teruggekocht van de helers. Zo gaat dat hier. Normaalste zaak.
De dief zit in de bak, zegt men. Voor de tablet wilde de heler, bij overhandiging, veel meer geld dan afgesproken. Toen werd een gefrustreerde Matthias zo woest, hij griste zijn eigen tablet vliegensvlug van tafel en ging er doodleuk mee vandoor.
Zij bekomen nu stilaan van het opgelopen trauma, hebben echter “die Nase voll” en willen binnenkort naar Palau.

Toa Maru
Op 5 mijl van Gizo ligt het eilandje Kololuka, bekend om het beroemde Japanse WO II schip dat zich, na een paar dagen, dodelijk getroffen rondzwalpen, aan de zeezijde van Kololuka neer vleide. De Toa Maru zit in de top 10 wrakken wereldwijd.
We laten het anker vallen en bezoeken de familie die op Kololuka woont. Ken, zijn “makkelijke” naam (ze hebben hier vaak twee namen) en zijn familie stammen van Kiribati. Men noemt ze hier Gilbertese. Ze behoren tot de landverhuizers uit de Gilbert eilanden - Kiribati van de jaren 60.  Omwille van onleefbaar geworden eilanden door ontbossing, mijning en zeeniveaustijging moesten ze die verlaten.
Ze verkopen zelf gevangen vis op de markt in Gizo. Leven een zeer eenvoudig bestaan, zoals de meeste mensen in de Salomonseilanden. Geen luxe, enkel het broodnodige.

Het zit ons niet mee. We moeten de duik naar de Toa Maru afbreken. Tony kan nog snel een kijkje nemen beneden, maar ik krijg mijn oren niet geklaard. Het defect aan Tony's duikuitrusting kunnen ze bij Dive Gizo perfect fiksen zodat we binnenkort een nieuwe poging willen wagen.

 
Kololuka eiland. 


Ken en zijn zoontje en neefje.


Positie : Gizo – Western Province (Salomonseilanden).


's Avonds verzamelt de jeugd zich rond onze boot. 

Pizza in Sanbis.
Op wind hoeven we in de Salomons in deze tijd van het jaar niet te hopen, dus moet onze Volvo Penta het werk maar doen. Hij brengt ons in een paar uur van Boboe Village over Blackett Strait via de pas in het rif bij Kennedy Island, richting Giso stad. Kennedy island, je weet wel, waar JFK al zwemmend, nota bene 's nachts, om minder kans te maken door de Japanners ontdekt te worden, met zijn 10 kompanen strandde nadat een Japans schip hun PT 109 ramde.
Je vaart dan langsheen Sanbis Resort (Pidgin voor Sand Beach) en daar zien we twee jachten geankerd. Zullen we ons geluk hier ook beproeven? Wat gezelschap zou leuk zijn. Al weten we dat het hier bij een beetje swell al onaangenaam wordt.
Voor we het beseffen zitten we 's avonds met een Zwitsers en een Duits koppel pizza te eten en pintjes te drinken. Hans, de Zwitserse eigenaar van dit (eens) prachtige resort, is blij met ons bezoek.
We snorkelen en duiken vlakbij op het mooie huisrif en het bijbehorende wrak van een vissersboot waaraan we, als dienst aan Hans, een touw met boei vastmaken om snorkelaars de plek te wijzen. Wij hebben tenslotte een duikfles van hem kunnen kopen om onze kapotte te vervangen.
Ook Kennedy eiland vereren we met een duikbezoek. Een drop off, op z'n mooist rond 10 m, is onze beloning.
Had ik al gezegd dat we bij al deze duiken geen pak nodig hebben. Je zou zo in je blootje kunnen duiken, zonder één minuut kou te voelen. Ongelooflijk. Op 20 m diepte is het gewoon 30°. Badwater temperatuur !




Sanbis Resort. 


Doopvont schelp, vlakbij Sanbis. 


Kennedy eiland. Zie je de typische groene (driehoek) marker. 

Anemoonvisjes kunnen agressief uit de hoek komen. 

Betelnoot in Gizo.
Maar er hangt slecht weer ten noorden van ons en de oceaangolven komen over het rif heen.
Op Jakker wordt het leven steeds moeilijker, ik voel een zweem van zeeziekte. Weg hier dus.
Drie mijl verder heb je Gizo stad, je hoeft de rode en groene markers maar te volgen en bent er in een half uur. We ankeren bij Logha eiland tegenover de stad. De luide muziek uit de discotheek hoor je hier amper.
In Gizo moeten we opnieuw op verkenning in de plaatselijke Chinese supermarktjes. Overal bieden ze ongeveer hetzelfde aan vooral grote zakken rijst, suiker, bloem maar dan plots vinden we warempel Nieuw-Zeelandse kaas, spaghetti en OLIJFOLIE !
We botsen op straat ook letterlijk op een ander zeilerskoppel. Agustin(Spanjaard) en Simone (Braziliaanse) varen onder Argentijnse vlag met hun Huaiqui (“broer” in het quechua ). Ze tonen ons meteen de weg naar het quasi onvindbaar kantoortje van immigraties. Goed om weten. We moeten hier binnenkort ons visum verlengen.
Gizo is nog één hotel rijk, het Gizo Hotel. Wij zijn er meer dan blij mee. Meren veilig af aan hun bewaakte steiger, gaan er af en toe lunchen en krijgen er antwoord op al onze vragen.
Tegenover het hotel is de inscheepkade voor vertrekkende schepen. We zien hoe tientallen mensen zich, 2 dagen lang, klaar maken om aan dek van een cargo schip, enkel beschermd door een zeil boven hun hoofd, de reis naar een ander eiland te maken. Potten en pannen, matrassen, beddengoed. Alles moet mee om aan dek van het cargo schip dagen en nachten “aangenaam” door te brengen. Moeilijk voor te stellen, niet? Wat een ontberingen moeten ze doorstaan om met kerst de familie te bezoeken.

In Gizo zie je ook weer honderden stalletjes, onder de typische kleurige paraplu's, waar je betelnoot en sigaretten per stuk kan kopen. Elk vrij plekje langs de straat is ingenomen.
Ik wil dat spul ook zelf wel eens proberen. Je stopt het in je mond met een stukje “boon”, om de smaak te verbeteren, zo willen ze het me allemaal tegelijk uitleggen, en dan kauwen en spugen maar want je produceert heel wat speeksel. Ik vind er niet veel aan. Het smaakt bitter, een beetje naar “tandarts” en je tanden verkleuren al snel oranje. Geen zorg, met tandpasta krijg je dat meteen weg. Niet zo als je dag in dag uit kauwt, je hele leven lang !

De stad ben je vlug beu. Wij zijn toe aan wat “changement de décor”, we halen dus het anker op en varen 14 mijl verder naar Liapari (op het eiland Vella Lavella) waarover we zoveel lazen toen we onze reis voorbereidden. Noël Hudson, de legendarische eigenaar van het “eiland – werf -marina” overleed in 2022, dat wisten we. Hoe alles er nu bij ligt ? Afwachten maar.


Een volgepakte boot op weg met veel passagiers onder het dekzeil. 



Ik koop één betelnoot. 


Naast de betelnoot, (die je eerst nog moet pellen) de boon die je erbij hoort te kauwen. 



Een lange rij voor de ATM. 

De baai van Liapari.
Liapari is prachtig. Een mooie baai omringd door minstens 8 eilandjes en een heel erg breed rif.
De tweede doorgang door het rif, er zijn er immers twee, is er met explosieven gemaakt, smal en de minste diepte is 2,8 m. Maar we raken er probleemloos doorheen. De rode en groene bakens tonen de weg. We ankeren in 17 m water ver van de kant. Daar is meer wind en vinden de vogeltjes ons niet zo snel, maken we onszelf wijs.

Op het terrein van de werf een mooi grasveld, netjes onderhouden. Wat huisjes van locals en drie guesthouses. Een steiger met een vijftal verlaten jachten. Maar ook een warboel van jewelste. Nieuwe en oude machines door elkaar. Dat hier ooit een grote werf was, dat is duidelijk. Sinds eigenaar en bezieler Noël stierf in februari, lijkt alles op een laag pitje te staan. De zakenpartner van Noël, Bodo, die alles nu runt heeft zich dit jaar hier nog niet vertoond, zegt men.
We ontmoeten Rose, de vrouw van Noël, die door haar jongere zus gezelschap wordt gehouden. De wasmachine, ook voor yachties, doet het nog. We wassen al onze covers voor de kussens in de salon. Zeker 8 jaar geleden. En, belangrijk, we kunnen douchen aan de kant. Zo sparen we water. Broodnodig, we hadden al een week geen regen van betekenis meer.
Als we gezelschap krijgen van jachten Seybourne, White Wings en Love, respectievelijk Aussies, een Italiaan en een Amerikaan van Hawaï, wordt het een leuk oudejaars feestje met hapjes, vis, pizza, drank en veel muziek. Rose, haar zus en vriendin, zorgen voor de lokale kleur.


Heel wat machines in Liapari. 


Tony oefent met de drone. 





Oud op nieuw ! 

Water in de kelder.
We denken nog even niet aan het werk dat ons morgen (volgend jaar) wacht.
De laatste dag van het jaar moest 2022 ons zo nodig nog een poets komen bakken. De zoutwaterpomp in de keuken gaat kapot, gevolg 10 liter zout water in de bilge, onder de vloerdelen. Alle blikvoeding, blikjes bier en cola ondergedompeld in zeewater. Geweldig, die beginnen echt binnen een paar uur te roesten. De wikkels zitten er nog wél omheen. Maar zelfs als dat niet het geval zou zijn, ben ik voorbereid. Ik schrijf al 12 jaar inhoud en houbaarheidsdatum met stift op pas aangekochte blikken, helemaal bedoeld voor toestanden als deze. Wat een ramp als je niet meer zou weten wat er ín de blikken zit !

Dit keer pompen we het water er met een handpomp uit. Gaat goed en terwijl Tony de Whale pomp tracht te herstellen met gebruikte onderdelen van weer een andere pomp, hij begint drie keer opnieuw, spoel ik alles met zoet water. Een bezigheidstherapie voor de ganse dag.
Wat doen jullie toch de ganse dag op die boot?
We durven voorzichtig hopen dat de pomp niet meer lekt en we dus in bepaalde situaties weer zeewater kunnen gebruiken (bv. bij het koken of afwassen) om zoet water te sparen.

Ik wil echt niet met een pessimistische noot eindigen, maar naar waarheid...de vogeltjes hebben ons weer gevonden, verdomme. We spannen een zeiltje over de bimini om die netjes te houden voor als we regen zouden opvangen.
Het dek en dat zeiltje zien er na een paar dagen smerig uit, zelfs als we de vogels geregeld wegjagen.

Dan toch die optimistische noot : snorkelend ontdekken we bijzonder mooi koraal, wandelen is leuk, de locals vriendelijk en Tony heeft zijn drone landing skills weer wat aangescherpt. Ooit wil hij opstijgen en landen vanaf het dek van Jakker. Moeilijk : voorstag, wanten en zeereling zijn lastige obstakels en het water vlakbij is dodelijk voor een drone !


Het prachtige rif bij Liapari. 


Vijf boten in de baai van Liapari. 

 

Positie : Logha island, tegenover Giso stad (Ghiso – Solomon Islands)


Nusaghele, een plaatje. 

Uiteindelijk vinden die stomme Munda kakvogeltjes ons toch weer, hoppend via de mast van onze, pas gearriveerde Noorse buurman Willi. We hebben het nu wel gehad en vertrekken de volgende dag richting een mooie ankerplek bij het rif waar we kunnen snorkelen, Nusaghele. Dat laatste valt wat tegen. Wellicht zitten we niet op de juiste plek ofwel heeft de laatste tsunami het koraal vernield. Geen tijd om daarbij stil te staan. Een flinke verkoudheid of is het griep vraagt alweer onze aandacht. Eerst ben ik slachtoffer, maar ook Tony ontsnapt er niet aan. De tweede keer in drie maanden tijd. We zijn weer te dicht bij mensen geweest, denk ik dan.
Of het covid is, testen we niet. Uitzieken kost ons toch wel een weekje in quarantaine bij het eilandje, Nununggara, waar de plaagvogeltjes alweer van de partij zijn.
Dat de Salomons uit 992 eilanden en eilandjes bestaan, kan je je hier makkelijk voorstellen. Als ik rondkijk, tel ik er al 8.


Allemaal eilandjes rondom. 

Onze tocht verder zettend stoppen we een nacht in Noro en kopen er benzine, een nieuwe Solomon gasfles en verse groenten en fruit, maar, o ramp, ook hier heerst de vogelterreur. Zouden ze onze boot al van ver ruiken nu hun broeders er overvloedig hun geurspoor hebben achtergelaten ? Raken we van die vogeltjes niet meer verlost?
De wanhoop nabij verlaten we Noro via Blackett Strait en motoren naar Ringgi Cove. Een heel goed beschutte baai, een echte cyclone hole met vele rivierarmen, jammer genoeg bevolkt door krokodillen en met, vooral 's ochtends, de prachtigste vogel jungle geluiden. Ik ril al bij het woord “vogel”, maar, we kunnen na een dag met zekerheid melden, Ringgi is vrij van “onze” vogeltjes. Oef.



Broer en zus verwelkomen ons met bloempjes en zoete aardappels. 



Een verregende dag maar we maken een wandeling. 


Na een totaal verregende zondag (maar we kunnen nu wel weer water opvangen van een propere bimini) willen we verder. Maar Rena Billy heeft ons ontdekt en haalt ons over zijn dorp aan de overkant, Boboe Village, te bezoeken. Op eigen houtje durven we daar niet binnen, er is enkel een heel smalle, ondiepe geul in het rif. Maar hij gidst ons. De minste diepte van 2,5 m klopt helemaal niet met de 4 m die hij beloofde. Maar we raken binnen zonder vastvaren.
Rena Billy is de man die je naar de Japanse tunnels kan brengen. Maar hij probeert ook vanalles van ons los te krijgen, vraagt of we een generator kunnen uitlenen (hebben we zelf niet), een schuurmachientje, of we een I phone op overschot hebben, lakens, handdoeken, alsof wij een soort winkel zouden zijn. Hij snapt wel dat we niet happen, we betalen de overeengekomen prijs voor de tunnels en gaan bovendien naar de tentoonstelling van de “woodcarvers” van het dorp. Woodcarving (houtbewerking) is een eeuwenoude traditie in het westen van de Solomons. Vier carvers stellen tentoon dus we gaan naar huis met vier voorwerpen. We hebben onze bijdrage wel geleverd aan het dorp, me dunkt. Verder gezeur van Rena Billy willen we niet meer horen.



David, Billy's kleinzoon. 



Veilig binnen geleid. 




Japanse tunnels en hospitaal.
Een snelle boottocht van twintig minuten brengt ons de volgende dag naar Vila Point waar Joseph woont, de eigenaar van het terrein waar de tunnels zich bevinden. Zijn dochters gidsen ons over een modderig jungle pad, af en toe versperd door bomen, naar de ingang van een tunnel.
Tony gaat als eerste. De ingang is laag, bovendien een echte modderglijbaan. Hij glibbert naar beneden, schramt zijn arm aan uitstekende stenen. Ik probeer voorzichtiger te zijn, maar zonder modder op je kleren, armen en benen raak je niet in dit verblijf van Japanse soldaten onder de grond. Onze meisjes gidsen tonen welke richting we uit moeten. Tony licht bij, zo kunnen we een paar onscherpe foto's maken. We waden door het water, zien verschillende kamers, uitgehouwen in de rots, plafond met (nu verroest) metaal bekleed. Het “hospitaal” biedt plaats aan één enkel bed. Er liggen wat medicijnenflesjes op de grond. We proberen ons voor te stellen hoe het leven hier in de duisternis onder de grond moet zijn geweest.
Een tweede tunnel is bevolkt door grote sprinkhanen die, opgeschrikt door ons licht, tegen ons opspringen. Brrr.
Op Kolombangara eiland verbleven tot 1943 ruim 20.000 Japanse soldaten. Ze bouwden er een, nu overwoekerd vliegveld, boven en ondergrondse verblijven, stelden er kanonnen op om de strategische Blackett Strait en Kula Gulf te verdedigen. Op 2 dagen en nachten ontruimden ze het hele eiland in een grootscheepse evacuatie. 
De meisjes kappen met de machete een weg terug door de jungle.
Met de boot stoppen we nog even bij de bijna geheel verdwenen Japanse brug, destijds gebombardeerd door Amerikaanse bommenwerpers.
Hallucinant allemaal.





Op weg naar de tunnels.



Ingang .


"Hospitaal" ! 



Onze gidsen. 


Een wandeling door het dorp kan je nooit alleen doen, onze gidsen, de jongens, Simmi, Tato en Pamok gaan met ons mee. We sluiten af met een bezoek aan de school. Met leraar Ishmaël hebben we een leuke babbel.
Nu hebben de kinderen ons ontdekt en een stoet kano's passeert bij Jakker. Allemaal met een zakje bush lime (wilde limoentjes) om te ruilen tegen een bal, lollies. Met zeker 3 kg limoentjes kunnen we heel wat bush lime juice maken, een populaire drank hier.


Huis in aanbouw. 


Onze gidsen. 


Meester Ishmaël.


Vóór Billy te opdringerig wordt, en ook omdat de vele vliegen hier dichtbij het dorp het leven er niet aangenamer op maken, besluiten we te vertrekken. Bye bye, Vona Vona lagune en Boboe Village.

 

De van overal zichtbare vulkaan Kolombangara  (1700 m)  voor één keer zonder wolken. 

 





Onze allerbeste wensen voor een prachtig 2023 !  

 

 

Positie : Munda, Agnes Gateway Lodge.





Vogeltjes.
We werden al door allerlei ongedierte belaagd : zwermen muggen, horden vliegen, vervelende motjes, meelinsecten in al onze kasten tot onder de vloerplanken, een enkele Balbuzard (zee arend in NC) die onze zalingen als uitkijkpost verkoos, maar nu zijn we echt ten einde raad. Zwermen spreeuw-achtige vogeltjes hebben onze Jakker ingepalmd en zijn met geen middel af te schrikken. Ze zitten bovenop de mast, op de zalingen, op de achterstag en dumpen vogelkak met purper fruitkleurtje en ladingen “kersen”pitten op dek, bimini en buiskap.
Tijdens een regenbui probeerde ik alles eraf te wassen, de pitten overboord te gooien maar die rotvogeltjes lachen me achter mijn rug uit en doen gewoon verder.
Wat nu met onze regenwateropvang? De bimini (ons stoffen dak over de kuip dat via alu gootjes het lekkere regenwater opvangt) ligt vol met pitjes, die ook al in de tuinslangen zitten waarlangs het water in de jerrycans loopt, en is purper gekleurd door de bessenkak.
Daar gaat ons lekker, gezond water. Pas als de bimini perfect schoongewassen is, kunnen we de wateropvang terug opstarten.

Maar we lossen het op. Tony, vogeltjeskenner (!?) bij uitstek, denkt dat de beestjes het enkel erg dicht bij huis zoeken. Dat, als we iets verder op het water verhuizen, ze niet zullen volgen.
Ik heb mijn bedenkingen maar, zoals zo vaak, moet ik hem gelijk geven. 500 m verder laten ze ons met rust. Laten we hopen voorgoed. We poetsen het dek met zeewater en een half uur later spoelt een welkome regenbui alles met zoet water na. Perfect timing.



Munda Dive, we liggen er tegenover op anker, is bekend. Karen en JM doken hier 5 jaar geleden ook al.
Voor mijn verjaardag regelt Tony een rifmuur duik en twee duiken op WOII vliegtuigwrakken. Slimmerik, vooral voor hem, kenner en liefhebber van warbirds, een hoogtepunt. Hij inspecteert de Airocobra (op 28 m diepte) en de Dauntless (op 12 m) grondig.
Onze gids-dive master, Jena, is niet zomaar de eerste de beste. Ze blijkt een prinses te zijn, haar betovergrootvaders schedel rust in een schrijn op Skull eiland. Ze vertelt graag over haar voorouders, de kannibalen. Is zelf heel wat zachtaardiger, een warme mama van twee school kinderen.



Jena, prinses - dive master . 


Airacobra op 28 m diepte. 





Douglas  Dauntless. 

JFK eiland.
Voor de lunchpauze tijdens deze two tank dive bezoeken we Kennedy eiland, Lubaria. Inderdaad de Amerikaanse president J.F.K. diende hier tijdens de oorlog. Hij was commandant van de PT109 een motor torpedoboot die als taak had 's nachts vijandige Japanse boten te torpederen. Mijnheer Niceley (80 jaar oud) wandelt met ons rond het eiland waar Kennedy sliep, at, uitrustte. Hij wijst ons de mess, de bakkerij, de bunker, of toch de plek waar die gebouwtjes stonden, telkens luid klagend dat alles verwoest en gestolen is, zelfs het kleine museum is geplunderd door boosaardige eilandbewoners.

Iedereen hier kent het verhaal hoe Kennedy's boot doormidden gevaren werd door een Japans schip. Hoe hij met een zwaar verbrande soldaat, het lint van zijn zwemvest tussen zijn tanden, naar een wel erg kaal eiland zwom, samen met de 10 andere overlevenden. Vooraleer hij kan proberen de Amerikanen in de buurt te waarschuwen, moet hij nog vele kilometers rondzwemmen op zoek naar een eiland met kokosnoten en drinkwater, zodat ze tenminste kunnen overleven. Daar schrijft hij een boodschap op een kokosnoot, die hij vervolgens meegeeft aan twee eilanders om ze stiekem te bezorgen aan de Amerikanen die op een naburig eiland in de bergen zitten. De mannen kregen de opdracht de kokosnoot onmiddellijk weg te maken als ze door Japanners, die een deel van het eiland beheersten, zouden worden aangehouden. Maar Gasa en Kumana kunnen de boodschap : “These 2 natives know where we 11 are.” bezorgen en de redding komt op gang.
De kokosnoot plaatst president JFK later op zijn bureau in de oval office . De twee mannen worden uitgenodigd bij zijn inauguratie. Tot op heden vergeten de Kennedy's de Solomon Islands niet. Caroline, Kennedy's dochter, bracht nog onlangs een bezoek.








De kranige mister Niceley, conservator, baby tijdens de oorlog.

Museum.
Het museum van Barney, dat we bezoeken, is verre van geplunderd, volgepropt als het is met alle oorlogsspullen die hij in de wijde omgeving heeft kunnen vinden. Maar hij deed meer. Minutieus heeft hij in boeken en later op you tube verklaringen, foto's, uitleg over alle gevonden voorwerpen Japans en/of Amerikaans opgezocht en onthouden. “Peter Joseph museum”, noemt hij het, naar de naam op de eerste gevonden dogtag. Hij heeft deze man, die de oorlog overleefde en er helemaal niet meer aan herinnerd wilde worden, kunnen contacteren en tot meer samenwerking kunnen overreden.

Markant detail : in zijn gastenboek staat in 2017 de naam van Karen. Hij herinnert zich haar nog als dat “Duits (?) meisje met een broer die C130 vliegt”. Dat nu hun ouders hier staan, lijkt haast onmogelijk. Hallucinant.



Met Barney in zijn museum. 



Zoveel spullen . 



Ergens in de jungle , Japanse kanonnen.



Agnes Gateway Lodge.
 



Ons bootje. 

Positie : Munda, Agnes Gateway Lodge (Salomonseilanden).



Het slonzige, bedrijvige Noro vóór ons. 

Inklaren.
We schrikken een beetje als de customs officer ons vanop hun open motorboot toeroept dat ze later terugkomt, want nu op weg zijn naar een cargo schip. Officer Martha, we leren haar later beter kennen, heeft een uitgesproken rode mond, tanden, lippen en gehemelte. Even vergeten, betelnoot kauwen is hier hot, iedereen doet het, jong en oud, man en vrouw. We zullen moeten wennen aan die “vieze” gewoonte, waarbij het geproduceerde rode speeksel overal op straat uitgespuugd wordt en fel rode vlekken achterlaat, maar erger nog de tanden (slokdarm en wat nog meer?) van de verslaafden totaal ruïneert.
Als de douane officieren inderdaad terugkomen, is het te laat. Het is dus ok als we morgen (helemaal tegen de regels) gewoon zelf naar immigraties, biosecurity en customs stappen en de papieren in orde brengen.
Daar zijn we de volgende dag meteen drie uren zoet mee. Maar alles verloopt in een gemoedelijke sfeer. De kantoren zijn dicht bij mekaar. En de rekening voor immigraties valt met 144 € erg mee. We mogen nu drie maanden in de Salomonseilanden blijven.
Hoe de eilanden aan die naam komen? De Spaanse ontdekker, Alvaro de Mendaña, overtuigd als hij was dat men hier veel goud en edelmetalen zou vinden, noemde de eilanden naar de rijke, veel goud bezittende, Bijbelse Koning Salomon. Vandaar.

Nog snel langs Telekom voor een simkaart en credits voor data en net voor de stortbui zijn we terug aan boord. De regen blijft ons achtervolgen !



De kade met onder de paraplus de vismarkt. 

Noro.
We liggen in het hart van de bedrijvigheid in Noro vlak tegenover de markt en de aanlegsteiger voor de vele ferry bootjes die met mensen en goederen van de ontelbare eilandjes in de buurt komen. Boten mét en kano's zonder motor.
Wij zijn hier binnengeglipt via een gedynamiteerd gat in het rif, rond een aantal bommies slalommend en liggen nu rustig, geen swell.
Slechts twee keer krijgen we bezoek van woodcarvers waarvoor de Solomons zo bekend zijn en die kost wat kost een beeldje willen verkopen.

Tussen de buien door verkennen we Noro, schuifelen rond in de propvolle, donkere Chinese winkeltjes, de manager steeds op een verhoogje alles in de gaten houdend. We inventariseren wat er te koop is. Weinig ! Geen chocola, geen koffie(wel pakjes 3 in 1 – oploskoffie mét melk en suiker), geen blikjes enkel tonijn, geen havermout, geen kaas, geen krenten, geen gedroogde bonen... Musi Boko waar we met het busje heengaan, heeft iets meer keuze, maar ook hier valt de oogst tegen. We hebben nog een flinke voorraad van alles, maar ooit raakt die op.
Op de markt is wél genoeg te krijgen, tien keer goedkoper dan in Nieuw-Caledonië én beter van kwaliteit. Er zit meer volk àchter de kraampjes dan ervoor en iedereen is even enthousiast want we zijn van België en ze weten hier alles over soccer. In één klap gaat iedereen voor ons land supporteren. We zien een taxi met Belgische vlag, volgens het principe : iedereen laat duidelijk blijken wie zijn favoriet is.
Als Tony ook nog een aantal jerrycans diesel is gaan kopen, aan de prijs van 1,6 €/l. kunnen we vertrekken. Naar Lola island, in Vonavona lagoon, dat moet erg mooi zijn.
De voorbereiding heeft ons een avondje gekost. We hebben geen blitse interactieve cruising guide meer met al de waypoints, zoals in Vanuatu en Nieuw-Caledonië. Nee, hier moeten we het doen met “mud charts” (zo noemt men de, vele jaren geleden met de hand getekende, kaartjes) en de onontbeerlijke, feilloze satelliet kaarten.



Een feestje van de tonijn fabriek, de enige grote werkgever hier.  



Jakker midden het ondiepe water.

Vonavona lagune.



Op weg naar Vonavona, een huisje langsheen de Diamond Narrows. 

In drie uur leggen we de afstand naar Lola eiland af. Zigzaggend tussen koraalriffen, over een ondiepte van maar 3 m, een grote U bocht makend zodat we het Zipolo Habu resort al lang zien liggen vóór we er echt geraken.
We brengen daar een paar leuke dagen door. Drinken pintjes aan de toog met de weinige weekendgasten. Praten met Amerikaanse eigenaar Joe van Seattle en zijn vrouw Lisa. Wandelen het wilde jungle pad waar we een tiener kokosnootkrab opschrikken. Ze zit nog in de heremiet-fase, de fase dat deze met uitsterven bedreigde grootste heremiet krabben hun achterlijf met een schelp beschermen.



Opgeschrikt door onze aankomst, schudt de kokosnootkrab haar schelp af. 


Lola island.


Aan de toog.



Krokodillen kan je hier overal ontmoeten. Dit is ons eerste, onschuldige, exemplaar ! 

We bezoeken Skull eiland waar de schedels van chiefs van honderden jaren geleden in schrijnen bewaard worden. Je kan duidelijk de gaten in bepaalde schedels zien, geen twijfel over hoe die aan hun einde kwamen. Op dit eiland komt men de goden nog steeds om gunsten, zoals een goeie visvangst, smeken.



Skull island, links. 




Subcategories

Additional information