Positie : Uliveo, Maskelyne Islands

Zeg je Vanuatu, dan moet spontaan bij je opkomen : traditie of, in hun woorden, “kastom”. Als er één land is waar traditie op “nambawan” komt, dan in dit eilandenrijk. Tijdens het yamseizoen is het pas echt feest. Ze slaan je met dansfestivals om de oren. De yamwortel, hun basisvoedsel, hun aardappel, hun leven, moet geëerd worden.

Het gebeuren in Lakatoro (Malekula) echter is toch nog even wat anders. Na tien jaar van afwezigheid, kan je hier de moeder van alle festivals meemaken, het Vierde Nationale Kunsten Festival. Meer dan 1.000 dansers en kunstenaars van elk veraf- en dichtbijgelegen eilandje tonen hier hun kunnen, een week lang. En wij zijn erbij.

We trotseren de hitte, de zonder genade brandende zon, het door stampende voeten opgewarrelde stof op het veel te grote voetbalveld.
De dansers té ver weg naar ons Westers gevoel. Het enthousiasme van de vele, voor hun dorp supporterende Melanesiërs, daarom niet minder.

Zonde dat we de verhalen, die ten grondslag van elke dans liggen, niet begrijpen. Maar het is dan ook duidelijk geen voorstelling voor witte mensen (de meesten bereikten Lakatoro, zoals wij, al zeilend) en dat maakt ons blij.

 

Tijdens de lange “toktok” (speeches) van ministers gaan we een hapje eten in één van de uit bamboe opgetrokken petieterige eettentjes. Sliertje kip met zoete aardappel, banaan, papaya op een schaal van gevlochten palmblad (geen piepschuim of plastic.) Drank : kokoswater.

Terrasjes, een cafeetje...vergeet het maar. Aan het eind van de dag doen mijn billen en rug pijn van de harde banken en het op de grond zitten.


Er wordt ook aan “edukesen” (education) gedaan. “In” traditionele vuurtjes en onder hete stenen, worden in bananenblaren gerolde lekkernijen als vis en geraspte kokosvrucht, taro en manioc gestoofd, nadat eerst is gedemonstreerd hoe men dat allemaal klaar maakt. Grote belangstelling van zwarte mensen. Kan men dit nog enkel in de geïsoleerde dorpen? Naar hartelust wordt kokosnoot geraspt en steeds weer in kokoswater tussen vingers geperst .

 

Ondertussen gaat de stoet en het optreden van dansers met indrukwekkende hoofddeksels en schilden onverminderd voort. Het monotone, diepe gezang, als van een groep dronken mannen, vindt Tony een beetje oneerbiedig, gonst nog lang na in ons hoofd.

 

Nog even de markt aan de overkant bezoeken. Overvol dit keer, er zijn immers zoveel monden te voeden.

Je kan er geen voet verzetten of je trapt op iemand. Verkoopsters wonen zowat op de markt, ze slapen overal waar ze kunnen, onder de tafels, kinderen bij zich. Meer verkoopsters àchter de tafels dan klanten ervoor. Tien vragende ogen kijken naar me op. Aan wie moet ik deze boontjes betalen? Scheef lachje, weer een witte dame, onbekend met de marktgebruiken.
Een paar hanen, strak verpakt in een gevlochten mand, ondergaan hun lot, gelaten. Horen niks, zien niks.

Zoek de haan !

Na twee dagen hebben we het verzadigingspunt bereikt. Genoeg blote billen, peniskokers (Big en Smol – breed en smal) scanderende mannen, tamtams en rammelende enkelratels. Met een busje rijden we terug naar de kaduke steiger in Litzlitz, komen deden we in de bak van een truck vol bananen.

Wat nu volgt is de pijnlijke apotheose, de ultieme marteling van onze toch al moe-e spieren. Over de rotsen klauteren naar Jak, valt nog wel mee. Maar dan wacht ons een kletsnatte tocht van meer dan een kwartier richting boot. Tegen wind en golven jakkerend zetten we ons schrap om niet overboord te gaan, daarbij omarm ik de twee rugzakken met kostbare fruitlading.
Steile golfjes spatten in zoute gulpen over ons heen. Jak is een “natte” dinghy, het minste wat je kan zeggen.

Wat later, na een zuinig afspoelen (water sparen) en bij een pintje Tusker, beginnen mijn armen weer enigszins te “leven”. Wij keuvelen wat na.
Op belevenissen als deze kunnen we een hele tijd teren. Zeg maar niks, ik weet het. Wat zijn wij gelukzakken !

 

 

Additional information