Rond het eiland.
De ringweg rondom het eiland Efate, waarvan Port Vila de hoofdstad is, verleidt ons tot een rondrit met een huurauto. Met de kleine Suzuki Jimmy trotseren we de, af en toe flink gehavende, weg.

Dikke grijze wolken met heel wat regen dwingen ons de wandeling bij de watervallen en de botanische tuin van de Rentapao rivier af te breken. De “Tanna koffie”, geteeld op het naburige vulkaan eiland, en de babbel met de vriendelijke gastvrouw warmen ons snel op.

De Blue Lagoon, aan het strand een eind verderop, oogt inderdaad mooi azuur maar verwend als we zijn, willen we echt geen 15 euro per persoon spenderen om hierin rond te ploeteren.

Museum.
Overal waar een stopplaats is met wat schamele hutjes, start een “cultural tour” en verlangt men daarvoor minstens 1000 Vt (8 euro). Niet aan ons besteed. We bezochten het museum waar we mooie, langwerpige tam-tams, maskers en aardewerk van de Lapita cultuur bewonderden. Een demonstratie zandtekenen (tekenen zonder je vinger op te heffen), dé manier van overlevering van Vanuatu, dat geen schrift kende, maakt indruk op ons.

Strand en grotten.
De 120 km lange kustweg schiet goed op. Prachtig is het verlaten strand met de honderden pandanussen. De geur van de overrijpe vruchten onder de bomen katapulteren ons terug in de tijd naar Majuro waar men sap maakte van dit fruit.

Bij Siviri lokken de grotten ons toch weer uit de auto. Maar waar vind je die? De man in het dorp kent geen Engels. Geen nood zijn zoontje, Kenny, zal onze gids zijn. Meteen lopen een zestal kinderen met ons mee. Eerst 500 VT betalen, dan kunnen we binnen.
Een vriendje klopt met een palmblad op de zanderige bodem. Zo roept hij de zon op om binnen in de donkere grot te komen schijnen, legt Kenny met veel Bislama woorden uit.
Grappig. Wij weten dat ook zonder dit truukje onze ogen snel aan de duisternis wennen.
De grot loopt heel ver door maar zonder goeie toorts hoef je niet te denken aan verder verkennen.

Prettig was de kennismaking met het jonge grut wel.

Mele Baai laten we links liggen. Binnen een paar dagen zeilen we daarheen.

Mele Baai.
Mele Baai, vlakbij Port Vila, achter een rif en eilandje verwierf bekendheid door de Beach Bar waar wekelijks een Fire show en circusoptreden verzorgd wordt. Alles door jongens en meisjes van het dorp. Hun troep is uitgegroeid tot een professionele companie die elke dag optreedt, volledig zelfstandig is. Daar mogen ze best fier op zijn.

De strandbar zit vrijdagavond afgeladen vol voor het vuurspektakel. Eén van de beste die we ooit zagen.

Havannah Harbour.
Na een paar nachten schommelen en minder goed slapen, trekken we naar de volgende baai : Havannah Harbour.
De tocht rond Devil's Point is bepaald pittig, zoals rond kapen overal ter wereld. Daarna wordt het rustiger. We zien Hat island , het eiland waar de beroemde chief Roi Mata (sinds de 16de E) begraven ligt met 54 van zijn vrienden, familie en bedienden. Men zegt dat de meesten levend begraven zijn. Geknevelde skeletten zijn teruggevonden.
Vreemd detail : chief Roi Mata zorgde voor vrede tussen de stammen.

Wij laten het anker vallen bij Esema eiland. Hier liggen de veldjes van de bewoners van Moso aan de overkant. We wandelen er in de jungle over een smal paadje met miljoenen mieren, tussen de hoge bomen, bananen- en andere planten. Maken een praatje met de naar huis kerende tuiniers, die België kennen (altijd opnieuw moeten we dat horen) via het “soccer”. Vanuatu is een voetbal land. Niet te geloven : voetbal maakt van de wereld een dorp. En facebook, want dat kent Owen ook, zegt hij met een knipoog.

 

Additional information