Positie : ankerplek Nouméa – Port Moselle.

 

Als we van het pad afstappen naar le village de Prony, wanen we ons in de film “Papillon”, (nog maar pas opnieuw gezien, opgedolven uit onze grote voorraad films op memory stick). De kwade geschiedenis herleeft hier een beetje. We zijn bij de ruïnes van de bagne van Prony. Ja, Jakker nog steeds op ontdekking en rondzeilend in die grote baai van Prony.

De Province Sud heeft moeite gedaan alles over de “bagne” wat aanschouwelijk te maken.
Borden met uitleg. Een voorbeeld van een boomstam op een slee, die door de kracht van 18 mannen, over houten rails werd voortgetrokken naar de rivier.
Zelfs wat voorbeelden van foltertuigen zoals de crapaudine : de voeten vastgeklemd, de samengebonden armen achterwaarts in een boom omhoog getrokken werd de gestrafte als een soort vliegtuigje, met het gezicht naar de grond gericht, achtergelaten.
We zien ook een “kast” waarin de gestrafte een lange tijd moest hurk-staan. Die kast is zo klein dat hij niet rechtop kon zitten of staan.
Een getuigenis over de “poucettes”, twee ijzers waartussen de vingers van één hand steeds erger geplet worden.
“Gedurende die veertig dagen kwam bewaker Lauzanne kwartier na kwartier mij de “poucettes” vaster draaien, om mijn marteling te verzwaren. “


Het was in 1866 dat Nieuw-Caledonië besliste geen prijzig hout (voor de bouw van Nouméa) meer te importeren maar het door gevangenen uit hun eigen bossen te laten hakken.
Nieuw-Caledonië was in die tijd net tot alternatief voor de bagne van Guyana gebombardeerd. Guyana waar, door het ongezonde klimaat, de bagnards bij bosjes stierven.
Na een maandenlange, vreselijke zeereis naar de andere kant van de wereld, “in de ijzers” in de buik van een schip begon de echte straf pas hier.
Dwangarbeid tot ze erbij neervielen, zware folteringen als ze iets mispeuterden.
Hun verdiende loon??

De wortels van deze boom , "omarmen" de fundamenten van een oud huis.

Népenthè, een typisch "mijnterrein" vleesetend plantje .

Toen uiteindelijk de meeste waardevolle bomen, veel kaori's, geveld waren, de heuvels kaal en desolaat, kon er met mijnbouw begonnen worden.
De strafkolonie werd opgedoekt. Ex-convicts, blanke kolonialen, later Javanen en Japanners gingen in tunnels en putten en bovenop heuvels wroeten, op zoek naar nikkel en andere metalen.
Immers intussen was mijnheer Garnier erachter gekomen dat “le calliou” (= Nieuw-Caledonië) rustte op een geologisch super rijke bodem. Garnierite noemde men het door hem ontdekte groenige silicaat, bijzonder rijk aan nikkel. Nu weten we dat NC op de tweede grootste nikkelvoorraad ter wereld zit. Maar de rijke rotsen bevatten ook cobalt, mangaan, chroom en ijzer. Dit laatste zorgt voor de alomtegenwoordige rode aarde.

Zo komt het dat je in heel NC de wonden van de mijnbouw van vroeger en nu kan zien. Grote gebieden zijn afgegraven, kale, rode hellingen en kloven die steeds verder eroderen, waar niks meer groeit. Andere gebieden zijn mijnconcessies die in de toekomst nog geëxploiteerd kunnen worden.
Het noorden van de prachtige Baie de Prony wordt beheerst door de moderne Gordo mijn. Grote zeehaven. Mijnbouw, transportbanden, wegen, enorme vrachtwagens, containerwoningen, alles badend in onnatuurlijk oranje kunstlicht tijdens de nacht. Wíj noemen het “Mordor” .
De nikkel uitbating, die steeds zorgde voor grote rijkdom, staat thans onder druk, de prijs op de beurs zakt, covid-19 doet er geen goed aan. Australië onderhandelt om de mijn, nu nog in Braziliaanse handen, over te nemen. Dit is helemaal niet naar de zin van het Congres van Kanaken. Als NC ooit onafhankelijk wordt (in oktober is er weer een referendum) willen zij de nikkelmijnen nationaliseren. Maar dat is een ander verhaal.

Voor ons is het hoog tijd om terug naar Nouméa te zeilen. Watertandend denken we aan verse lokale appelsienen, mandarijntjes, tomaten, passievrucht...
Een rood besmeurde dinghy, rode schoenen, rode touwen en kleren getuigen van ons bezoek aan het uiterste zuiden.

Mooie aalscholver, hij bleef terugkomen en kakte onze Jak onder.

Denk nu vooral niet dat we een maand vakantie vierden. De werken en werkjes aan de boot gaan gewoon verder. Twee keer schraapten we de romp. In het koude water valt dat niet mee.
Om de drie dagen bak ik brood.
Tony herstelde de Webasto verwarming. Die kunnen we nu erg goed gebruiken. Eerst een elektrisch reparatie, daarna verving hij een aantal buizen. Daarvoor ruimden we wel vier keer de achterkajuit uit en weer in. Het is immers helemaal achter in die kajuit te doen. Alle rommel kan nauwelijks in de salon. Wat heeft een mens allemaal bij?

Maar onze topprestatie : we hopen dat we eindelijk het waterlek dat ons al 10 jaar af en toe plaagt gevonden hebben. Al 10 jaar lang moeten we op gezette tijden het water onder de vloerdelen opsoppen. Uren zijn we daar zoet mee.
Onze reserve voorraad groenten en maaltijden in blik komt in gevaar samen met zoveel reserve spullen. Eerste opgave : aan het ongewenste water proeven. Zoet...ok.
Blijkt dat de buitendouche lekt, het water loopt gewoon via de slang naar binnen naar het laagste deel van de boot. Condenswater van de buitenkant van de koelkast voegt zich erbij en al snel heb je een bodempje water in heel de boot. Opgelost nu ? Laten we dat hopen.

 

JSN Mini template designed by JoomlaShine.com