Positie : Baie Maa  ( Grande Terre – Sud )

Foto's volgen als we wifi hebben.

Armand Pien, zaliger gedachtenis, herinner je je hem nog?  Armand Pien dus, hij had het altijd over het Azoren Hoog dat het weer in onze contreien bepaalde.
Wel hier in Nouvelle Calédonie en dit deel van de Zuidelijke Stille Oceaan ( Fiji, Vanuatu enz.) hebben we ook zo een fenomeen : het hoog boven Nieuw-Zeeland en/of de Tasman Zee. Dat hoge drukgebied, weermannen noemen het wel eens het BFH (big fucking high) als het tot boven de 1030 hPa stijgt, versterkt af en toe de zuid-oost passaat op zulk een wijze dat elke verstandige zeiler zich verschanst in een beschutte baai.
Elke veertien dagen lijkt het wel van dattum te zijn. We liggen dus opnieuw, dit keer met drie mede slachtoffers, heen en weer te zwaaien, geteisterd door de felle “raffales”.
Ideaal om wat te schrijven, over Nouméa misschien.

Nouméa overrompelt ons. Sympatieke stad, met koloniale gebouwen, veel groen, mooie pleinen, Place des Cocotiers op kop en een goed voorziene groentenmarkt, om van de enorme vismarkt nog maar te zwijgen. En bezorgt ons een cultuurshock.

Place Cocotiers.


Het enorme aantal verkeerslichten, met lichten voor voetgangers ! Het verkeer, vreselijk druk. De vooral blinkend nieuwe auto's razen in drie rijstroken voorbij....stoppen echter als je, één voet op straat, een poging tot oversteken doet, zelfs waar geen zebrapad voorhanden is. Vreemd Europees.
In Vanuatu zagen we de wegen ingepalmd door lange kolonnes busjes, vaak aftandse exemplaren. Verkeerslichten ? Nooit van gehoord !  Voetgangers ? Een exotisch ras waar je absoluut geen rekening mee dient te houden.
Een andere wereld.


De marina verwent ons met gloeiend hete douches, waar je wel uren onder zou willen staan. Free wifi die enkel “buiten in de kuip” te ontvangen is en ook niet echt snel blijkt. Het gezellig-populaire café  “Au bout du monde” aan het eind van de steiger en … een misselijk makende rioolgeur. 
O ja, en vanmorgen een heiige lucht veroorzaakt door de rook van de bosbranden in Australië, die tot hier waait, dat wil Météo Nouméa ons toch doen geloven.

Toch wordt deze marina onze thuis voor de volgende maanden. Na het uitgebreid opmeten van de maten van Jakker, krijgt ze plek "A 12" aan de passantensteiger toegewezen. Het heeft allemaal met het cycloonseizoen te maken en met het feit dat we niet in de clinch zouden raken met stagen en zalingen van ons buurschip. Er staan veel gegadigden op de  lange wachtlijst voor een plekje aan de passantensteiger maar wij reserveerden al in mei. Deze haven, bomvol met lokale jachten, heeft de reputatie van een gerenommeerd hurrican hole. (= cycloon veilige plek).

Het plan is : zoveel mogelijk rondzeilen in de lagune als het weer het toelaat. Zoveel mogelijk eilandjes en ankerplekken van Grande Terre verkennen. Bij cycloondreiging snel terug naar onze ligplaats.
We zijn daarmee al goed begonnen. Twee nachten brachten we door aan een “corp mort” (boei) bij Ile Larégnère. Eén van de vele marine reservaten dichtbij het buitenrif.  Wandelen kan, op een afgebakend pad. We zien de “tractorsporen” van een schildpad op weg om eieren te leggen, het kronkelspoor van een slang, een groot zeearend nest met twee rondvliegende tiener arenden.
De ruwe, droge, scheefgegroeide struiken getuigen ervan,  de natuurelementen hebben hier vrij spel. 

Ook wij genieten weinig beschutting, er komt tijdens de nacht bovendien een zuid-west  “houle”  (deining) opzetten van 1,5 m waardoor Jakker aan het korte touw van de mooring rukt als een bokkend paard. Veel succes met slapen !
In alle vroegte, we zijn toch wakker, steken we terug over naar het vasteland. Daar kan je zoveel ankerbaaien vinden, die krijg je nooit allemaal gezien. De zeekoeien zijn niet op de afspraak.

Maar het rif lokt en als de wind mindert, wagen we ons, enkel voor de dag, naar Ilot Signal. In de vorige eeuwen gebruikten zeemannen dit eilandje als navigatie hulp, om de passe de Dumbéa, naar Nouméa te vinden.  Een fransman richtte er een 10 m hoog baken op, nu opgeknapt tot een soort witgekalkte zuil.
Ook hier unieke, droge begroeiing die men wil sparen met de aanleg van houten paadjes.
Maar vooral het snorkelen, dat is voor ons jé van hét. Grote vissen zwemmen tussen het grotendeels intakte koraal. Zoveel dikke baarzen zagen we niet meer sinds Fakarava. Twee schildpadden rusten, nauwelijks zichtbaar, op de bodem. Kleine haaien patrouilleren heen en weer.
Hier komen we zeker nog terug.


Voor de nacht pendelen we weer naar een rustige baai bij “Le Caillou” zoals men hier Grande Terre ook wel noemt en maken een mooie wandeling langs het strand met rotsige hindernissen. Het gras op de heuvels is bruin, cactussen en agaven verrassen ons. Het ruikt naar Corsica.

De vochtigheidsgraad is 51 %. De zweterige tropen zijn veraf.

 

 

Positie : Port Moselle Marina, Nouméa, Nouvelle Calédonie.

Dag 5. (van onze tocht naar Nouméa.)

Alweer gaat de wekker om 4 u. Met frisse tegenzin kruipen we uit ons warme bed en kleden ons aan. Het is de laatste week echt fris, je kan ons in de kuip zien zitten met lange broek, trui, sokken in crocs ! De ideale schoenen voor op de boot, trouwens. Antislip, kunnen tegen water en een stootje.
Wanneer hadden we voor het laatst nog zoveel kleren aan ? Ons normale bootuniform is eigenlijk : geen kleren.

Vlug nog een kop Vanuatu koffie, dat kan nog net.

We varen nu in de grootste lagune ter wereld, noord-westwaarts naar Nouméa. Rode en groene “vuurtorens” en boeien wijzen de weg. Makkelijk zat. We genieten van de zoveelste zonsopgang, zien de eerste zeilboten (sinds anderhalve week) op anker dobberen en kruisen zelfs een paar moedige collega's die ook al vroeg onderweg zijn.

 

Ilot Porc-Epic.

8 uur is het en we komen bij Ilot Porc-Epic voorbij, ook hier staat zo een groene vuurtoren neergepoot. Dat schiet goed op, nog zo'n tiental mijlen te gaan. We kijken elkaar tevreden aan.

Maar, hoor ik dat goed, klinkt daar “Jakker” door de VHF radio ? Dat kan toch niet? En roept het officiële reddingsstation MRCC NOUMEA ons op?

Toch wel, daar schalt het opnieuw : “ JAKKER, JAKKER, JAKKER  - MRCC NOUMEA, MRCC NOUMEA, MRCC NOUMEA “.
(MRCC = Maritiem reddings-en coördinatie centrum . Search and rescue. )
En of ze ons oproepen! Als we antwoorden, verzoeken ze ons een Zodiac met vissers te gaan redden. Die zwalpen zonder motor ergens ver achter ons op zee. Of we hen een sleep kunnen geven en naar de kant brengen. Via onze AIS (Automatic Identification System) kan MRCC precies zien waar we ons bevinden, zo een 4 mijl bij de pechvogels vandaan, beweren ze.

Geen denken aan dat je dit verzoek zou weigeren, assistentie verlenen dat móet je gewoon. Tuurlijk, zoeken we hen wel even. Stel je voor dat jezelf in nood verkeert...

Maar makkelijk gezegd. Eerst zie ik helemaal geen bootje. Dan een stipje heel in de verte op de horizon. Wij daarheen. Een visser in een aluminium bootje, maar hij heeft geen panne, verzekert hij ons.

Nog verder weg ontwaar ik, met de verrekijker, wat wel eens een rubberboot zou kunnen zijn. Een kwartier later bereiken we de Zodiac met motorpech en pikken zijn sleeplijn op. De vissers gebaren hoe we moeten laveren tussen eilandjes door, een paar graden naar stuurboord, een beetje meer bakboord, naar de plek waar zij hun boot te water lieten.

Op 5 m diepte maken we los, ze waaien nu zo naar de kant.

Anderhalf uur extra motoren en 9 mijlen heeft het ons gekost. Zij gebaren dat ze ons een fles gaan brengen, als we in de haven liggen ! Benieuwd !

 Op sleeptouw.

Die haven, Port Moselle, bereiken we om 12 u, twee uur later dan verwacht. Zonder probleem krijgen we een plaatsje aan de bezoekerssteiger. Eindelijk zijn we op de plek waar we 10 dagen geleden al hadden moeten afmeren. In de marina is inklaren een fluitje van een cent. Enkel captain Tony mag van boord (wij zijn in quarantaine) om de nodige formulieren op te halen. Die invullen is altijd een hele klus, ze vragen je het hemd van het lijf, maar we zijn voorbereid, moeten vooral “overschrijven”.
Van de vriendelijke Biosecurity man, die waakt over het niet-binnenbrengen van schadelijke “beestjes”, krijgen we 10/10. Weet hij veel dat alle groenten, fruit, aardappelen en eieren al lang opgepeuzeld zijn op onze verlengde overtocht ! Met zijn zware schoenen komt hij aan boord, neemt een kijkje in onze koelkast, knikt goedkeurend naar onze vuilniszak, zonder organische afval en na nog wat vragen verdwijnt hij naar de volgende boot.

In Port Moselle.

De markt van Nouméa.

Als binnen de 2 uur de douane beambten niet zijn opgedaagd, hoeven we niet meer te wachten. We mogen weg.
“Immigraties” komen morgen aan de beurt. Zal wel geen probleem zijn, Europeanen krijgen zelfs geen stempel in hun paspoort. Wij mogen hier oneindig lang verblijven, zolang we niet werken.
Een beetje wankel, na dagen op de boot, maken we een eerste wandeling door het koloniale Quartier Latin.

De straten zien er veel duurder uit, de auto's en huizen ook, bijna Europees, Mediterraan eerder.
Maar de hobbezakken waarin de vrouwen van Vanuatu zich hullen, zie je hier weer terug, zonder de grote opgenaaide zakken en met meer kant.

Allemaal te danken aan de missionarissen die de “onzedige” rieten rokjes verboden en deze grote tenten invoerden. Nu zweren vooral de oudere vrouwen overal in de Pacidic bij deze vreselijk onelegante kleren.

 

 De dames in Vanuatu.

 

 

 

Golven beuken onze bakboord zijde, zware overtocht.

 

Een weldaad voor uitgeputte zeilers, uitrusten in Baie du Santal, Ile de Lifou.

 

Eindelijk bij de Passe de Thio, ingang van de lagune,  Oost Grande Terre .

 

 

Presqu'ile Neuméni, we haalden het tijdens daglicht.

 

 

Moeten bij het eerste licht weer weg.

 

 

 Mijn verjaardageilandje , Ile Némou.

 

 

 

 

Een eilandje onderweg in de lagune.

 

Elke ochtend bij zonsopgang zijn we al onderweg.

 

De kleine witte "stok" (links) is de grote vuurtoren aan de ingang van Canal de Havannah, ingang tot de grootste lagune ter wereld.

 

Positie : Baie de Prony, Grande Terre, Nouvelle Calédonie.

“Vent, vent et vent !” grapt de nieuwslezeres tot besluit van haar weerbericht.
Als zelfs niet-zeilers al over de nooit ophoudende wind gaan klagen en de marathonlopers op Grande Terre vandaag erdoor gehinderd worden, dan weet je het wel, zeker.
We blijven ter plaatse.
Elke dag luisteren we de moeilijk te horen (met veel ruis) weerberichten, vragen we gribfiles op. We wikken en wegen. Vertrekken we vanavond of morgenvroeg misschien ?
Elke dag opnieuw worden we van onze sokken geblazen door een wind van 6-7 bf, waardoor je zelfs aan dek niks kan uitrichten. Ook 's nachts gaat de wind tekeer. We hebben de moed niet te vertrekken.
Tijd voor een plan B. In plaats van rechtstreeks naar de ingang van de grote lagune van Nieuw-Caledonië te zeilen, quasi onmogelijk met deze tegenwind, willen we oversteken naar de, beter bezeilde, oostkust van Grande Terre (het hoofdeiland) en dan later naar Passe Havannah  hoppen.

Dag 1.
Na zes dagen “uitrusten”, gaan we ervoor. Het waait nog steeds hard, maar de windrichting is gunstiger lees meer oostelijk en we hopen een comfortabeler koers te kunnen sturen, niet zo hoog aan de wind.
60 mijl moeten we overbruggen tot de Passe Thio en nog verdere 12 mijl tot de eerste veilige ankerplek. Pijnlijk vroeg weg dus, bij het eerste licht, hier al om 4u45. 
Met twee piepkleine zeilen beginnen we eraan. Ik blijf buiten en aan de “lage” kant zittend moet ik enkel snel mijn voeten intrekken als er weer een gulp zeewater overkomt.
De zeilen staan goed, de golven bruisen wild maar zijn niet gekruist, we gaan er als een pijl met een gemiddelde van 7 knopen vandoor. We eten wat boterhammekes, op voorhand al gesneden, want veel kan je op dit bokkend schip niet uitrichten in de keuken. Voor het eerst zitten we dik aangekleed in de kuip, compleet met sokken en crocs, geweldige anti-slip schoenen.

Rond 14 u rijden we op de achterlijke golven de pas Thio binnen. We zeilen nu binnen het buitenrif, de golven nemen maar langzaam af en als we richting zuid-oost, in de wind,  naar het schiereilandje Neuméni sturen, bonken we ons, op motor, vast in de windgolven. 2000 toeren moet hij draaien om meer dan 5 knopen voortgang te maken.
Eindelijk, rond 15u30 ratelt ons anker naar beneden, vlakbij een mooi strandje, hoge bergen, deels afgegraven voor nikkel, in de achtergrond.
Weer een harde tocht tot een goed einde gebracht.
“Smooth seas never made skilled sailors”, zullen we maar denken.
Al wilde ik dat ik dat bordje bij de douane in Port Vila niet gelezen had.

Dag 2.
Voor mijn verjaardag, de volgende dag, moet ik niet onmogelijk vroeg op, ik krijg een prachtig onbewoond eilandje cadeau, Ile de Némou, 5 mijl verderop. We roeien erheen, neuzen wat rond, bewonderen de hoge pijnbomen die dubbel of drie keer zo hoog zijn als de hoogste palmboom (20m), zwemmen in het frisse water.
We breken de Martini aan die we voor een habbekrats, taxfree aankochten in Vanuatu.
Morgen is het weer werken. Tegen de wind en (wind)golven 26 mijl verder naar het zuidoosten, naar Kouakoué.

Dag 3.
Omdat 's ochtends de wind nog niet zo hard waait, vertrekken we weer om half vijf. We volgen de waypoints van de aangekochte digitale “Rocket Guide voor Nieuw-Caledonië”. 
Niet echt nodig hier, want op de gevaarlijke plekken duiden rode en groene boeien de route aan. Ongezien de laatste jaren.
De kust doet me sterk denken aan Canada, het hoge Noorden, Patagonië (niet dat ik daar ooit geweest ben). We varen moederziel alleen in een ware National Geographic omgeving.  Al dagen geen mensen, geen boten. Wel één schildpad, één zwart en witte zeeslang, een school spinner dolfijnen die wel 5-6 m hoog opspringen, intussen om hun as wentelend, spinnend. 
Zonder problemen varen we uren later de baai van Kouakoué binnen.
Weer een plaatje : wit strand, super hoge pijnbomen, bergen en heuvels op de achtergrond.

Dag 4. 
Zelfde scenario als gisteren. We vorderen steeds verder zuidwaarts langs de kust. Makkelijker vandaag want de wind is noord-oost. Het gaat ons voor de wind.
Hoe dichter naar de pas, hoe dichter ook de wolken samenpakken. Het vriendelijke zonnetje verdwijnt. De wind haalt uit en het begint plots te gieten. Een grote Chinese  vissersboot, op weg naar buiten, verdwijnt achter een regengordijn.
Gelukkig is de regen van korte duur en ook de wind doet weer normaal. Er staat weinig stroming in de pas, het tij is nog maar pas gekeerd. Perfect.
We hebben tijd om al de grote betonnen “vuurtorens” te bekijken.
Rond de middag valt het anker in Prony baai. Bonne Anse zo noemen ze deze ankerplek, die beschutting biedt voor zuid-westen wind. Want als kers op de taart, krijgen we nog een niet verwachte windrichting gepresenteerd. Hopelijk voldoet deze baai in de baai en zullen we niet liggen te rocken vannacht.
Morgen de laatste 30 mijl van deze onverwacht lange tocht ?

(verstuurd via Winlink)

Positie : op anker in Baie du Santal, Ile Lifou, Nieuw-Caledonië.

De rust is allesomvattend en doet zó goed.
Rust, ja, nu wel. Dat was de voorbije anderhalve dag wel anders. Deze laatste tocht hoort zonder twijfel in het vakje “zware oversteken”, het echte “jakkeren”.
We hadden onze voorzorgsmaatregelen genomen, verwachtten hommeles.
Nog meer dan voor een gewone oversteek bracht  ik spullen die kunnen vallen, in veiligheid. De kaartentafel, die normaal vol ligt met bureauspulletjes, gsm's, laptop, ruimde ik helemaal leeg. Alles vindt een plaatsje in de achterkajuit. Het wordt immers een aan-de-winds rak van meer dan 200 mijl over stuurboord van Vanuatu naar Nieuw-Caledonië, en we zullen flink op één oor gaan.
Alles gaat als voorzien. De wind blijft toenemen tot 6-7 bf. Het is werken om de zeilen telkens een stuk in te draaien. Jakker gaat er als een trein vandoor. De golven van 2-2,5 m slaan als mokerslagen tegen de romp om dan in een gulp over de ganse boot te sproeien. Alles door en door zout achterlatend.
Als het te erg wordt, het oorverdovend lawaai buiten, de bewegingen, het overkomende zeewater, verschansen we ons binnen, om elk kwartier ons hoofd eens buiten te steken en rondom te speuren naar andere boten.
Tenminste, Tony doet dat zonder moeite. Ik voel me telkens ik opsta duizelig en ziek. Elke keer heb ik daarna 10 min nodig om te herstellen, nog 5 min rusten en het is alweer tijd om boven te gaan kijken. Twee keer komt het weinige dat ik heb gegeten naar buiten.
Het goede nieuws, we vliegen over het water aan 7 soms wel 8 knopen. Van eten of slapen komt echt niet veel.

Op de middag van de tweede dag zeilen we ter hoogte van Lifou eiland. De golven nemen, achter het eiland, langzaam wat af, de wind blijft. Aan de verleiding van de prachtige westelijke baai kunnen we niet weerstaan. We denken allebei hetzelfde, laten we hier gaan ankeren.
Ok, het mag niet, we moeten eerst gaan inklaren in Nouméa, de hoofdstad van Nieuw-Caledonië.  Maar als we niet aan land gaan, kan niemand er iets tegen hebben dat twee vermoeide zeilers beschutting zoeken. Toch .
Zo gezegd, zo gedaan.
En zo brengen we hier al twee dagen op anker door. Luisterend naar elk weerbericht dat we kunnen opvangen, gribfiles inhalend met de radio, twijfelend wanneer we verder zullen varen en langs welke route.

Je vraagt je wellicht af waarom we in de eerste plaats met die harde wind vertrokken zijn.
Wel, het zag er midden vorige week goed uit. Je beslist dan te vertrekken. Kijkt alles nog eens na en gaat vrijdag uitklaren (douaneformulieren invullen, havengelden betalen, paspoortstempels halen) want in het weekend kan dat niet. Dat uitklaren in het piepkleine kantoortje van de douane nam veel tijd in beslag maar was gezellig, met de andere zeilers die ook weg willen. Nooit wordt er meer informatie uitgewisseld en gebabbeld dan daar.
Maar één keer uitgeklaard, moet je binnen de 24 u het land verlaten. Laat nu dat gunstige weerbericht plots met veel meer wind komen aandraven. Bovendien zien we geen oostenwind meer, waar we wel op rekenden.
Niks aan te doen, we moeten weg. Tot zondagochtend treuzelen we nog. Boter aan de galg, er verandert niets. Een harde zuid-oosten wind, bijna op kop, blaast ons helemaal tot Ile de Lifou.
Intussen is, na een heerlijke nachtrust, de harde tocht alweer bijna vergeten. Het is hier goed in onze baai, laat ons maar wat van het zonnetje en het prachtig turkooise water genieten.

 
JSN Mini template designed by JoomlaShine.com