Weinig foto's bij de tekstjes, dan maar wat meer in een map. Vanuatu 2.
Boodschappen.
Toch moeten we dichter naar de stad om boodschappen en jerrycans water en mazout makkelijk aan boord te krijgen. We verkassen naar de overkant, bij het Beachfront Resort. Hier kan je een busje nemen naar Luganville, een paar kilometer verderop.
Die ankerplek is goedkoop en af en toe vormt er zich een dorp van jachten, maar ze heeft ook de kwalijke reputatie erg onrustig te zijn vooral bij harde wind. Daar denken we even niet aan.
In ontzettend slecht weer, met veel regen, gaan we op zoek naar nieuwe “huis”batterijen. Ja, uiteindelijk blijken de onze dan toch op sterven na dood. Te vaak geladen en ontladen ?!
Vier keer hossen we, grote plassen ontwijkend, de buiten proporties brede, door het Amerikaanse leger aangelegde, hoofdstraat op en neer. Veel hoop batterijen te kunnen scoren, hebben we niet, moet ik toegeven.
Tot, bij Agricultural Supplies, stel je onze verbazing voor, de perfecte “solar batteries” met de exacte afmetingen, zomaar opgestapeld staan. Drie stuks? No problem. Bij het Beachfront leveren. Makkie.
Op onze tocht met een diepliggende Jak, volgeladen met batterijen, van strand naar Jakker, krijgen we zelfs niet al te veel water over.
Al dat hijsen van die loodzware dingen, in het bootje, uit het bootje, we zien het dan maar als fitnesstraining.
Luganville
is geboren uit het brein van Amerikaanse oorlogsplanners tijdens WOII. Na de aanval op Pearl Harbor bouwden Seabees hier op 20 dagen een airstrip. Later volgden er nog 4 voor bombers en fighters. Onderkomens voor 25000 soldaten in honderden quonset huts (hangaars), twee havens, 4 hospitalen, 40 cinema zalen rezen uit de grond, kortom een enorme basis van waaruit Guadalcanal en Japanse doelen in de Pacific werden aangevallen. Het Segond Channel tussen Aora Island en Luganville bood beschutting aan wel 100 grote schepen.
We proberen ons de garnizoensstad met al de bedrijvigheid voor te stellen.
Vooral de betonwegen hebben het overleefd en een aantal Quonset huts.
We bezoeken het piepkleine museum. Een groots museumproject staat op stapel. www.southpacificwwiimuseum.com
En dan heb je natuurlijk Milllion Dollar Point.
Toen de Condominium regering na de oorlog niet geïnteresseerd bleek het Amerikaanse materiaal te kopen met de idee : ze zullen dat wel voor niks achterlaten, was dit zonder de Amerikanen gerekend, die prompt alles in zee flikkerden. Million Dollar Point.
Gewoon al snorkelend, of wandelend op het rif bij laag water, kan je nu, ruim 70 jaar later, tientallen motoren, trucks, tanks met rupskettingen, kanonnen, heftrucks herkennen. Sommige delen zijn helemaal in het koraal ingebed. Een echt zoekplaatje.
Hallucinant zijn het aantal cola-, bier-, apotheker-, parfumflesjes.
Het pronkstuk van Luganville, de President Coolidge, een tot troepentransportschip omgebouwd passagiersschip dat zonk nadat het op een eigen mijn liep, willen we ook graag zien. Maar zelfs hier heb je het fenomeen van de tientallen duikers die in de rij staan om dit schip van hun bucketlist te kunnen strepen. Pas volgende week zou er een plaatsje zijn voor ons. Ze bekijken het maar, wij blijven hier niet liggen.
Blue Hole.
We verlaten Segond Channel en doen een paar prachtige ankerplekken aan in het zuid-oosten van Santo. In Palikulo, Surunda en Peterson Bay schommelen we veel minder.
We varen met Jak de prachtige Matevulu rivier op. Grillig gevormde bomen, als heksen uit een Disney film, bewaken het water. Nooit gezien : velden waterkers drijven her en der, sieren de oever. En dan verrast het blue hole ons toch nog. Kristalhelder, fris water nodigt uit tot een duik.
We wandelen wat in de omgeving. Je kan aan de vegetatie zien waar een brede landingsbaan voor goed verborgen ligt.
Achter onze boot, op het rif, moet het wrak van een Corsair gevechtsvliegtuig liggen. Als we na wat zoeken een vleugel, een blad van de prop met stermotor en een stuk romp onder zand en koraal ontdekken, voelen we ons echte schattenzoekers.
Een zeilershart is snel blij gemaakt.
Eindelijk is het gelukt. Een eerste reeks foto's van ons bezoek aan Vanuatu staan online.
Slecht internet hier (bij Oyster Island), helaas geen foto's.
Lang geleden, in 1606 om precies te zijn, botste de Portugees de Queiros op, daar was hij van overtuigd, het toen door iedere ontdekkingsreiziger gezochte onbekende Zuidland. Hij noemde het dan ook “Terra Australis del Espiritu Santo.” Nu maakt Espiritu Santo, voor de Ni-Vanuatu kortweg Santo, deel uit van Vanuatu, is zelfs het grootste eiland.
Santo wordt onze volgende bestemming.
We bereiken dit eiland na een “wasmachine overtocht” van Bougainville Channel (genoemd naar de beroemde Franse ontdekkingsreiziger) tussen Santo en Malekula. In al dat geweld, we hebben echt moeite om ons overeind te houden, klinkt er een plots een klap en zwiert er opeens een lijn van voor naar achter, van links naar rechts over de hele boot. Hij slingert zich als een liaan rond een want (één van de staalkabels die de mast recht houdt). Slik. Ok, als hij zo blijft hangen. Welk touw is dat ??? O natuurlijk, de kraanlijn: het touw dat belet dat de giek (de boom waar het grootzeil aan vastzit) naar beneden valt als we niet zeilen.
Dat moeten we pas oplossen als we het zeil inrollen bij aankomst, lees : op rustiger water. Nu gaat Tony toch even naar voren om de lijn echt vast te knopen rond het want.
Rijdend op de hoge golven stuiven we doorheen de engte tussen twee eilandjes die de zuidelijke toegang tot de baai van Luganville vormen en meteen wordt het rustiger. Pf, dat hebben we weer overleefd.
Nog meer dan een uur duurt het vóór we aan de boei bij Aore Resort vastmaken.
Binnen hoor ik het water van de sterke stroming in Segond Channel murmelen alsof we nog steeds varen. Stroom en wind vechten op deze plek een eeuwigdurend gevecht om de sterkste uit. Waar Jakker normaal mooi met de neus in de wind ligt, neemt de stroom het hier af en toe over. Resultaat : de (te) lange mooring lijnen eerst slapjes in het water hangend, worden plots weer strak getrokken, naar beneden langsheen Jakkers romp... rond de kiel. Daar zitten ze muurvast en o nee, ze schuren lustig onze nieuwe anti-fouling eraf.
Dat kan Tony, die inmiddels met snorkel in het water ligt, me vertellen. Een kwartier lang maneuvreer ik, gecommandeerd door mijn captain die met zijn hoofd onder water aan het trapje aan de spiegel hangt (kont van de boot), vooruit , achteruit, opzij. Jakker blijft vast in de touwen tot een laatste dot gas, hard achteruit, haar bevrijdt.
Toch niet zo een ideale ankerplek, after all.
Reizen Waes.
Ben je een liefhebber van “Reizen Waes” dan herinner je je heel misschien zijn bezoek aan Vanuatu, meer bepaald aan Malekula eiland en zijn verhaal over de Smol en Big Nambas die hier leefden-leven. De twee stammen zijn genoemd naar de grootte van hun peniskokers, gemaakt uit pandanusblaren.
Wij zijn in “Smol Namba land” aanbeland.
Meer bepaald bij Wala en Rano eiland. Niet de meest ideale ankerplek, want onderhevig aan deining uit het zuid-oosten als de wind hard blaast. Lees : je gaat rollend en wel door de dag, 's avonds slaap je best dwars in je bed. We varen tussen de twee eilanden door, maken mooi een bocht rond het rif van Wala eiland (zie je perfect op satelliet-navigatie programma Ovitalmap) en gaan dan aan de “achterkant” recht op het strand af. Het blijft erg diep tot bijna aan de kant. Een outrigger maakt zich los van het strand en Glenn gebaart : “Hier moet je anker vallen”. Ok, doen we dan maar.
Voor nu, bijna geen wind, lijkt het ons hier prima.
Smol Namba Kastom Dance.
Voor we het goed en wel beseffen, tuffen we in tien minuten met onze Jak én Robin, als begeleider, naar het vasteland. Rano Mainland, noemen ze dat. Daar wonen uitgeweken eilandbewoners, waarmee ze nog steeds een nauwe band hebben.
Wij zijn op weg naar de Smol Namba Dance. De dansgroep heeft er net een voorstelling voor Australiërs opzitten en wil het “aankleden” even uitstellen voor ons.
Bijna lijkt het erop dat we met Jak niet eens aan de kant zullen raken. Het is laag water en een groot plateau van scherp, puntig koraal ligt tussen ons en de weg. Daar kunnen de wieltjes van Jak ons niet helpen.
Maar geen nood, Robin roept een paar van zijn neven, die onder de bomen...niks doen?
Die dragen Jak zo naar het droge.
Daar wacht Véronique al op ons. Zij zal uitleggen wat er allemaal gebeurt. Maar eerst onderhandelen we met haar over de wel erg hoge prijs van 40 € per persoon. We gooien het op een akkoordje en worden verzocht statig een weggetje naar beneden te lopen waar men ons met een bloemetje verwelkomt. We mogen plaatsnemen en dan begint het dansen. De dansen horen allen bij de plechtigheid van het overdragen van de macht van de chief op zijn zoon. Het drummen op de “slid tamtams” is indrukwekkend. Ook erg veel lawaai maken de gedroogde nootschalen die als belletjes rond de enkels van de dansers bevestigd zijn. Drie jongetjes doen enthousiast mee. Jong geleerd.
Nog een laatste dans van vrouwen en mannen samen en dan traditioneel een public dance. Geen ontsnappen aan voor ons deze keer, we zijn de enige toeschouwers. Mee stampen op de grond dan maar.
Kannibalen.
Met Robin doen we de jungle cannibal tour op het eiland. Hij toont ons de grote heilige plekken waar bijeenkomsten gehouden werden, rituele slachtigen van varkens en mensen.... Ik kan zo de geesten in de reuze banyans (heilige bomen) vermoeden. Grote stenen (waar komen die vandaan?) bakenen het terrein af. Een aparte plek was er voor de chiefs. Met een tamtam maakte men tot mijlenver bekend wat zij beslist hadden : oorlog voeren, tegen welke stam. In het spookachtige bos heb ik geen moeite mij die bijeenkomsten bij een groot vuur voor te stellen.
We lopen terug via het dorp, krijgen in het voorbijgaan nog een aantal kilo's zware pompelmoezen mee, heerlijk zoet. Of hoe kannibalen in vriendelijke medemensen veranderden.
David wacht ons op. Yachties dat associëren zij met “technicus”. Of Tony eens naar zijn inverter (omvormer) wil kijken en eigenlijk naar zijn ganse “elektrische” installatie van in elkaar geknutselde, trieste kabels en lampjes.
Als Tony later met zijn multimeter aan de slag gaat in het pikdonkere hutje, ziet hij buiten nog een rij mannen met inverters in de handen staan. Hij meet alles uit. Hier moet een zekering vervangen, een ander toestel is helemaal kapot. Nu nog de batterij voor de verlichting van de kerk uitmeten en dan is het donker en tijd om naar Jakker terug te varen.
We beseffen weer een keer dat dit unieke ontmoetingen zijn om te koesteren. Onze eigen “cultural village tour”.