Als er één taal makkelijk aan te leren lijkt, moet het wel Bislama zijn. Eén van de drie officiële talen van Vanuatu. Het is een pidgin Engels, fonetisch geschreven bovendien. Woorden als “plis” (aub) , welkam (welcome) , tankyu tumas (thank you very much), ripablik (republic) en in bijna elke zin het “stop”woordje “blong” (van) of “long” (in).

Nem blong mi = Mijn naam is.
Dat blong (belong) , staat zelfs op de munten “van” Vanuatu.

Met Bislama kom je een heel eind. In de hoofdeilanden spreken de meeste mensen bovendien Engels en Frans, want dat wordt nog steeds onderwezen. Dit alles stamt uit de koloniale tijd toen Frankrijk en Engeland sámen de eilanden, de Nieuwe Hebriden, bestuurden. Soms was gewoon de ene kant van een eiland Frans en de andere Engels. Sinds 1980 is Vanuatu onafhankelijk.

Twee meisjes die ons de weg naar de Franse bakkerij toonden, sprongen vlot van uitstekend Frans naar Engels. Kunnen ze in ons landje nog wat van leren !

Van talen hebben ze hier inderdaad kaas gegeten : 110 verschillende talen worden er gesproken op de 80 bewoonde eilanden. Als de talendiversiteit in heel de wereld zo groot zou zij, zouden er nu 2,8 miljoen talen gesproken worden !

Hoe dat zo komt ? Spraken naburige stammen dan niet met elkaar?

Het veelbetekenende antwoord : “Stammen waren vijanden van elkaar. Zou jij makkelijk contact zoeken met je buurman kannibaal ? “.

 

 

 

 

 

Rond het eiland.
De ringweg rondom het eiland Efate, waarvan Port Vila de hoofdstad is, verleidt ons tot een rondrit met een huurauto. Met de kleine Suzuki Jimmy trotseren we de, af en toe flink gehavende, weg.

Dikke grijze wolken met heel wat regen dwingen ons de wandeling bij de watervallen en de botanische tuin van de Rentapao rivier af te breken. De “Tanna koffie”, geteeld op het naburige vulkaan eiland, en de babbel met de vriendelijke gastvrouw warmen ons snel op.

De Blue Lagoon, aan het strand een eind verderop, oogt inderdaad mooi azuur maar verwend als we zijn, willen we echt geen 15 euro per persoon spenderen om hierin rond te ploeteren.

Museum.
Overal waar een stopplaats is met wat schamele hutjes, start een “cultural tour” en verlangt men daarvoor minstens 1000 Vt (8 euro). Niet aan ons besteed. We bezochten het museum waar we mooie, langwerpige tam-tams, maskers en aardewerk van de Lapita cultuur bewonderden. Een demonstratie zandtekenen (tekenen zonder je vinger op te heffen), dé manier van overlevering van Vanuatu, dat geen schrift kende, maakt indruk op ons.

Strand en grotten.
De 120 km lange kustweg schiet goed op. Prachtig is het verlaten strand met de honderden pandanussen. De geur van de overrijpe vruchten onder de bomen katapulteren ons terug in de tijd naar Majuro waar men sap maakte van dit fruit.

Bij Siviri lokken de grotten ons toch weer uit de auto. Maar waar vind je die? De man in het dorp kent geen Engels. Geen nood zijn zoontje, Kenny, zal onze gids zijn. Meteen lopen een zestal kinderen met ons mee. Eerst 500 VT betalen, dan kunnen we binnen.
Een vriendje klopt met een palmblad op de zanderige bodem. Zo roept hij de zon op om binnen in de donkere grot te komen schijnen, legt Kenny met veel Bislama woorden uit.
Grappig. Wij weten dat ook zonder dit truukje onze ogen snel aan de duisternis wennen.
De grot loopt heel ver door maar zonder goeie toorts hoef je niet te denken aan verder verkennen.

Prettig was de kennismaking met het jonge grut wel.

Mele Baai laten we links liggen. Binnen een paar dagen zeilen we daarheen.

Mele Baai.
Mele Baai, vlakbij Port Vila, achter een rif en eilandje verwierf bekendheid door de Beach Bar waar wekelijks een Fire show en circusoptreden verzorgd wordt. Alles door jongens en meisjes van het dorp. Hun troep is uitgegroeid tot een professionele companie die elke dag optreedt, volledig zelfstandig is. Daar mogen ze best fier op zijn.

De strandbar zit vrijdagavond afgeladen vol voor het vuurspektakel. Eén van de beste die we ooit zagen.

Havannah Harbour.
Na een paar nachten schommelen en minder goed slapen, trekken we naar de volgende baai : Havannah Harbour.
De tocht rond Devil's Point is bepaald pittig, zoals rond kapen overal ter wereld. Daarna wordt het rustiger. We zien Hat island , het eiland waar de beroemde chief Roi Mata (sinds de 16de E) begraven ligt met 54 van zijn vrienden, familie en bedienden. Men zegt dat de meesten levend begraven zijn. Geknevelde skeletten zijn teruggevonden.
Vreemd detail : chief Roi Mata zorgde voor vrede tussen de stammen.

Wij laten het anker vallen bij Esema eiland. Hier liggen de veldjes van de bewoners van Moso aan de overkant. We wandelen er in de jungle over een smal paadje met miljoenen mieren, tussen de hoge bomen, bananen- en andere planten. Maken een praatje met de naar huis kerende tuiniers, die België kennen (altijd opnieuw moeten we dat horen) via het “soccer”. Vanuatu is een voetbal land. Niet te geloven : voetbal maakt van de wereld een dorp. En facebook, want dat kent Owen ook, zegt hij met een knipoog.

 

 

Terwijl we Port Vila verkennen, laten we Jakker veilig achter aan een mooring van Yachting World (het is hier 32 m en veel te diep om te ankeren). Tegenover ons, op het strandje van Iririki eiland, getuigen de vele wrakken van het verwoestend geweld van cyclone Pam (2015).

Port Vila is synoniem voor : prima “Franse” restaurants, een goed gevulde, Europees aandoende supermarkt Bon Marché met baguettes, croissants, kazen, saucis, paté, zelfs Côte d'Or chocolade en Délichoc koekjes ..maar, tegenvaller, alles quasi dubbel zo duur als Fiji. Zelfs op de kleurige lokale markt kent men de prijzen.

In de koloniale tijd deelden Frankrijk én Engeland de Nieuwe Hebriden, nieuwe naam sinds de onafhankelijkheid in 1980 : Vanuatu.
Vandaar die zwierige Franse invloed op het leven van alledag. Wij genieten er met volle teugen van. Onder meer met een koffie op het terras van Nambawan (Number One) the place to be op “den dijk” van Port Vila.

O ja, we kopen een SIM kaart en genoeg gigabytes om een zekere “online” tijd voort te kunnen. Hier zwaait Digicel de 4 (maar in de praktijk veelal ) 3 G plak. Want ontwikkelingsland misschien, maar aan GSM-antennes op de eilanden geen gebrek en de magie, die eens uitging van het bezit van het vuur, sprong naadloos over naar het bezit van de smartphone.

We zouden hier overal langs de kust online moeten kunnen, beloven de Digicel-verkopers ons.

Te vlug “gestoeft” ! Blijkt dat de 3G verbinding toch nog heel wat te wensen overlaat. Ik zal al dolblij zijn als ik een tekstje gepost krijg. Foto's, die zet ik er later wel eens bij.

Positie : Port Vila (Vanuatu) .

 

In opperste concentratie staat hij op het bovenste platform (25 m). Helpers hebben zorgvuldig de twee lianen om zijn enkels gebonden. Ze namen er hun tijd voor. Super belangrijk, natuurlijk.
De zesde keer reeds roept één van hen : “Wraf- wraf, wraf-wraf, wraf-wraf“. Voor ons, ondertussen weten we dat, het teken dat hij daarboven weldra zal springen. Het opzwepende zingen van de mannen en het fluitconcert van de vrouwen onderaan de toren klinkt luid op, brengt je in trance.

Eén vrouw loopt tot dichtbij de landingsplek. Zingt luidkeels, haar handen in een offerend gebaar. Steunt ze op deze manier haar man die op het punt staat te springen, van het hoogste platform nog wel ? Hij klapt in zijn handen, citeert onverstaanbare zinnen, spreidt zijn armen ten hemel (het wachten voor ons beneden duurt tergend lang, wij willen het ogenblik van de sprong vastleggen. ) Hij is er nog niet klaar voor.

Dan plots kruist hij zijn armen vóór zijn borst en valt-springt naar beneden. Aan 74 km per uur suist de bijna-naakte, zwarte man richting aarde. Met een klap knapt het platform af en breekt zo zijn val een beetje. Hij draait zich razendsnel om en landt op zijn rug en schouders in de mulle aarde op de helling onderaan de toren. Een man beneden helpt de “springer” recht , bevrijdt hem van zijn enkellianen. Wow.
Even een eerbiedige stilte, dan applaus van de 20-tal aanwezige toeristen die verspreid over de helling griezelend toekijken. Zo eindigt één van de meest spectaculaire, authentieke voorstellingen die we ooit zagen.
Het naghol (landddiving) in een dorp op Pentecost , een noordelijk eiland van Vanuatu.

 

 

We zagen zes mannen springen, hun mannelijkheid bewijzen. Iedere man vanop een hoger platform.
De toren, de mensen, het gezang het baadt in een wel heel speciale sfeer.

We kwamen, in onze truck, tegelijk met heel wat dorpelingen-toeschouwers, aan bij de helling waar de toren is opgetrokken. Vijf weken lang werkten 30 mannen aan dit bouwwerk van hout en lianen. Het moet een menselijk lichaam voorstellen, is meer dan 20 m hoog, met een zestal “verdiepingen”.
Op de helling zijn stokken geplaatst en “trappen” uitgegraven om ons bleekneuzen makkelijk te laten plaatsnemen en ons dichter bij het gebeuren te laten toekijken.

Moet je die donkere toren zien. Als bij een zoekplaatje ontwaar je pas na een tijdje de zwarte gestalten die tussen de stammen en lianen naar boven bewegen. Mannen die de lianen gaan binden, mannen met een machete om de platforms los te hakken en de mannen die zullen springen.
Eén jongetje, 9 of 10 jaar, staat klaar op het 10 m hoge “laagste” schavotje, aarzelt minutenlang, de aanmoedigende kreten kunnen zijn angst niet wegschreeuwen, hij draait zich om, men maakt de lianen los. Geen probleem. De gemeenschap verplicht niemand om te duiken. Zijn intrede in de wereld van de mannen zal voor later zijn.

 

Een andere jongen neemt zijn plaats in. Daarna volgen meer ervaren mannen. Hoe ouder en groter de ervaring , hoe hoger je springt.
Het monotone gezang en de dans van mannen en vrouwen, het gefluit van de vrouwen geeft alles een magische sfeer.

 

 

De naghol is een eeuwenoude traditie.   https://en.wikipedia.org/wiki/Land_diving Evenwel door de missionarissen in de 19de eeuw verboden en pas weer opgepikt midden 20ste eeuw.

Traditie, maar die nu voorleeft dank zij de toeristen (die slechts mondjesmaat worden toegelaten) wiens geld een belangrijke bron van inkomsten is voor het dorp.

Pikant detail : het is hier dat de nieuwzeelander, A.G. Hackett, de mosterd voor het bungeejumpen haalde. Hij vergoedde hen daar niet voor, zeer tot ontevredenheid van de inboorlingen.

 

Terwijl de deelnemers t-shirt en bermuda of rok weer snel aantrekken ( nee, in peniskoker en naakt bovenlijf lopen ze al lang niet meer rond in het dagelijks leven) stappen wij in de jeep, die ons naar de Britten Norman Islander brengt . Klein vliegtuig (9 personen) dat in een uur terugvliegt naar Port Vila, maar niet zonder een hallucinante rondvlucht over de caldera met twee vulkanen van het eiland Ambryn.

Zo aanschouwen we meteen één van de redenen waarom Vanutatu het gevaarlijkste land ter wereld is.

 

 

 

 

 

 

 

 

17°44,27 Z  168°18,60 O 

Als we op de marifoon horen hoe “Banana Split” de douane van Vanuatu herhaalde malen oproept en uiteindelijk antwoord krijgt, bedenken we ons niet. “Customs” zegt dat ze rond 15 u bij hem aan boord zullen komen voor de inklaringsprocedure, als hij maar zorgt dan bij de quarantaine boei in Port Vila te liggen. 
Ons idee : als wij daar dan ook zijn, kunnen wij gelijk aanschuiven. 
Zeilen inrollen dan maar, we moeten nu snel zijn. Het kost ons een uurtje om de enorme baai van Port Vila in te motoren. Heerlijke land-, lees bloemengeuren komen ons tegemoet. Prachtig uniek welkom voor de vermoeide zeezeiler. 

De quarantaine boei ligt vlakbij de zeeboulevard. Life muziek, nog meer geuren, veel volk. 
Het is ruim vier uur als twee beambten bij ons aan boord stappen. 
Vlot vullen ze de formulieren (die wij nochtans vanuit Fiji per mail overmaakten aan hen) nog maar een keer in. Ik ken de antwoorden uit mijn hoofd. 
Een half uurtje later klinkt het : “Prettig weekend, jullie kunnen nu aan land.”  Tankyu tumas. En met een kwinkslag : “De bar, met die luide muziek, hier tegenover blijft open tot 3 u ! “
Geeft niks. Wij zijn toch te moe om daardoor gestoord te worden.

JSN Mini template designed by JoomlaShine.com