Positie : Abaiang, 01°48,38 N 173°01,27 O


The outer islands.
Van zodra je je een beetje begint voor te bereiden op bestemmingen als Tuvalu, Kiribati en de Marshall eilanden duikt het begrip “outer islands” op. Op deze atollen, ja, we zijn weer terug in de wereld van nauwelijks boven water uitstekende ringen rond immense lagunes. Op deze atollen dus daar is het leven nog authentiek, rustig, zoals 100 jaar geleden, kortom daar vind je de verborgen paradijsjes.
Dat je er niet zomaar heen mag, besef je ook snel. Als de vriendelijke dames van customs en immigrations in Tarawa ons vragen of we outer islands willen bezoeken en welke van de 32 atollen dan wel, hebben wij ons antwoord klaar : Abaiang en Butaritari. Een mens moet keuzes maken. Vlotjes krijgen we volgende dag van de respectieve diensten onze permit en die geven we hier in Abaiang aan de, inderhaast uit zijn late middagdutje gewekte, politie-officier af.
“Ok, jullie kunnen hier nu tien dagen vrij rondrijden en -varen, uitklaren kan je hier niet !”. Of we dat niet al lang weten, op elk formulier staat dat je altijd terug naar Tarawa moet alvorens Kiribati te verlaten. Ooit was dat anders.

Aankomst in Abaiang.
Een paar uur eerder zijn we met het instromende tij van 3 knopen aan een rotvaart van 9 knopen door de pas naar binnen gesleurd. Minste diepte 4m, dat is niet zo gek veel onder onze kiel die 2 m diep steekt. Ik stuur op de satelliet kaart (dank zij dat fantastische Ovitalmap en ook SAS Planet zie ik ons bootje op de kaart varen), terwijl Tony “oogbalt”. Zijn eigenste ogen met polaroïd zonnebril, het enige instrument dat hij echt vertrouwt. “Buiten kijken” hij blijft erop hameren.

Eén van de weinige open plekken.

Moeilijk spontane foto's maken.

Verscholen.
Ongeveer 300 mensen wonen, helemaal weggestopt onder de bomen, daar waar wij aan land gaan, Taburao. Vanaf Jakker zie je enkel bos.
Komt het door de grote ijzerbomen met daaronder een soort naaldentapijt zoals je dat ook in onze Limburgse bossen vindt of door de enorme broodvruchtbomen (vreemd, zo een klein potplantje aan dek van captain Blighs Bounty) die lijken op onze eeuwenoude bronsgroene eiken? Wie zal het zeggen, maar ik moet aan thuis denken. Onder die prachtige bomen, natuurlijk ontbreken de onmisbare kokospalmen niet, staan ze weer, de hutjes mooi gegroepeerd rond een erf. Paadjes zijn afgezoomd met plantjes, er zijn bankjes, mooi gevlochten omheiningen , vriendelijke mensen, een parkachtige omgeving. Toch niet idealiseren, ik zie een mama luizen plukken uit de haren van haar dochtertje, de lachende kindjes zien er allemaal een beetje smoezelig uit.
De quarantaine officier nodigt ons uit in zijn eenvoudige lodge. Hij heeft een klein restaurantje en verhuurt brommers.

Rotweer.
Aan de andere kant van lagune grijnzen zwarte wolken als we in Jak stappen. De golven schuimen ook niet bepaald vriendelijk, maar we hebben afgesproken een tochtje met de brommer te maken vandaag. Hoe dichter we het land naderen, hoe zwarter het nu ook vóór ons wordt. Zoals we maar al te goed weten, zullen deze wolken ons weldra insluiten en dan zal de hel losbreken. We geven ons gewonnen en haasten ons terug naar Jakker. In overlevingsmodus komen we de volgende stormachtige uren door. Boterhammekes-weer want zo kan ik niet koken.
Het goede nieuws , we kunnen weer naar hartelust smodderen met water.

 

JSN Mini template designed by JoomlaShine.com