Zon.
Na regen komt zonneschijn...en daarna opnieuw regen. Maar dat hoor je aan het eind van het verhaal.
Zondag wandelen we, in de zon en over de totaal verlaten weg, naar het dorpje Toula waar een zoetwatermeertje en -grot schitteren, gewoon aan het strand. We zijn er helemaal alleen. In de grot zwemmen, op weekdagen, de dorpsjongens. Nu zingen ze het lof in het kerkje vlakbij.
Wij bewonderen duizenden zeesterren en schelpjes op het uitgestrekte, vrijgekomen rif. Het is net laag water en het tijverschil is een ganse meter. Meer dan we gewoon zijn. Tony ontdekt een bijzonder mooie, grote schelp, stopt hem in zijn zak. Er zit immers toch geen beestje meer in. Geen beestje, hallo ?! ' s Avonds schrikt hij zich dood als diezelfde lege schelp tot twee keer toe over zijn rugleuning komt gewaggeld en plots tijdens het film kijken op zijn schoot valt. Eerst denkt hij nog, toeval, en legt de schelp terug op de plank. Nee hoor, geen toeval, wel een regelrechte aanval.

Duiken.
Dinsdag pikt duikinstructeur Rikki ons op ankerplek nr. 9 op, voor twee duiken bij de mooiste duikplek in Vava'u. We zijn er klaar voor. Hij troont ons kleine groepje van 5 personen mee over de bodem, rond een grote rots, door een brede, bochtende tunnel, terug rond de rots en naar boven. De zwem-door-sluip-door-tunnel vind ik het indrukwekkends. Mooi zacht koraal binnen en grote baarzen die zich in de grot schuilhouden en door ons opgeschrikt worden.
Het is niet echt warm, 24 ° op de bodem, 32 m diep. En als we naar het Tu'ungasika rotseiland varen voor de tweede duik, koelt de wind ons flink af.

China Town.
Tijdens het oppeuzelen van het lunchbroodje komt de zon ons even opwarmen. Daarna houdt ze het voor gezien en kunnen we ons enkel voorstellen hoe onze tweede prachtige duik op “China Town” nog mooier had kunnen zijn mét zonnestralen tot beneden. Een groot koraalveld strekt zich op een diepte van 20 m voor ons uit. Volledig intact ! Prachtig lederkoraal, harde koralen als pagoda's, ook veel vis, een schildpad. We leggen een schitterende kronkelweg af achter Rikki aan. Onder overhangen, tussen smalle doorgangen, een stukje omlaag dan weer recht omhoog steeds gretig rondkijkend om alles in je op te nemen.

De tocht, met de snelle motorboot in onze natte pakken, terug naar Jakker, is niet prettig. We kunnen niet stoppen met rillen. Het duikpak onttrekt, om op te drogen, broodnodige warmte aan ons lichaam. Op Jakker aangekomen vluchten we naar binnen. Verwarming op, echt waar, en onder de warme douche. Er is nog warm water door het motoren van gisteren, wat een luxe. Daarna ploffen we op de bank. Oma en opa deden het toch maar weer ...zijn nu wel doodmoe. Evenwel geen tijd om te rusten. Buiten begint het opnieuw te gieten. Waterslangen, emmers en jerrycans komen tevoorschijn. Onze wateropvanginstallatie. Duikpakken, ademautomaten, duikvesten, alles hangen we buiten. Een regenspoelbeurt van een nacht, dat heb je nodig voor de meest fris ruikende wetsuits ooit.

Tekenfilmfiguurtjes.

Verdwenen is de regen 's ochtends. Tijd voor een wandeling door de jungle van Kapa eiland naar het eenzame, vrijwel verlaten dorpje Falevai. Op straat lopen enkel Anna en haar broertje Steveni. Stomverbaasd kijken we naar de twee kleurboeken die ze, trots, uit haar rugzakje tovert : Spiderman en Frozen . Is de wereld zo een dorp? Merchandising zo krachtig. Straf, kom je hier in het onbekende Tonga de figuurtjes tegen die je thuis via je kleinkinderen leerde kennen. 

 

Regen.
Zelfs de goedlachse dames op de markt, die ons ondertussen al kennen, kijken sip. Het regent. Het regent al vier dagen. Bruinig water kolkt langs de straten, modderige plassen overal. Pas maar goed op waar je stapt, stoepen en steigers zijn gevaarlijk glad. Het goede nieuws : onze watertanks lopen over. Er is geen lege emmer meer te vinden aan boord. En ik wil WASSEN nu het kan, met veel water om te spoelen. Nee, niet aan beginnen, zonder garantie van droogkast weer in het verschiet. Er hangen al genoeg kletsnatte jassen, broeken en handdoeken overal aan boord te drogen. 

Na veertien dagen op de hort zijn we terug in een kletsnat Neiafu, dat had je al begrepen. Om te bevoorraden. Bij dit weer ook geen pretje. In de gietende regen lopen met volle boodschappentassen. De paraplu hebben we thuisgelaten, onze zeiljassen aan, dat is lang geleden.

Eieren en bloem.
Vóór veertien dagen zochten we tevergeefs naar eieren en bloem. Als een product schaars wordt, zijn in een oogwenk alle Chinese winkeltjes leeggekocht.

Geen geld in het kastje in de muur. Geen benzine.
Een ramp voor het eiland waar alles zich over het water verplaatst in boten en bootjes met buitenboordmotoren. Duikers en whale watchers met hun dikke boten krijgen benzine aangevoerd met  truckladingen jerrycans!

Onze grote gasbus uit Frans Polynesië raakte ook gevuld. Ik kan weer drie maanden bakken en koken. Heb nog roggemeel van Papeete voor vijftien bruine broden. Veel lekkerder dan de eeuwige sponzen witte broden van Tonga.

Nu nog fruit inkopen. Op de markt worden de watermeloenen met tientallen tegelijk uitgerold. Watermeloenseizoen, da's duidelijk. Geen ananassen of mandarijntjes meer, wel bananen, enkele papaya's. Daar zullen we het mee moeten doen.



Vleermuizen.
Onze Jakker ligt dit keer in Neiafu in het smaragdgroene water dichtbij de hoge mangobomen. De vogels die we, toen we hier aankwamen, beschuldigden van een onuitstaanbaar avondlijk gekrijs, blijken helemaal geen vogels maar flying foxes te zijn. Vliegende honden noemen wij die fruitetende vleermuizen. Ze hebben echt een hondenkopje , zijn groot als een kat. Aan hun vleugels zijn de klauwtjes duidelijk zichtbaar als ze overvliegen. Als we op een avond stilletjes dichterbij roeien om hen gade te slaan, zien we hoe ze in de bomen “landen”. Ze storten zich letterlijk op een tak, grijpen die en laten zich in één zwaai ondersteboven vallen. Zo een omgekeerde wereld...toch niet erg handig, denk ik dan. Hoe doe je bijvoorbeeld je behoefte ? Dat móest ik gewoon even opzoeken. Antwoord : ze kunnen zich blijkbaar even rechtop zwaaien en terug. Een flik flak in de bomen om je gevoeg te doen. Dat zagen we niet, wel hoe ze ónder de takken rond “wandelen” hun klauwen op aapachtige wijze verplaatsend. Maar nu hangen die beestjes ook als druipnatte regenjasjes in de bomen. Morgen beter? 

 

Kijk ook eens naar de foto's bij de twee vorige tekstjes. 

The friendly islands.

Nog steeds scharrelen we rond in Tonga, tussen de Vava'u eilanden. Toen James Cook hier, meer bepaald in de Ha'apai groep, toekwam (ja, ook Tonga) tijdens zijn derde reis, doopte hij, totaal argeloos, de eilanden : the friendly islands. De eilanders ontvingen de zeelieden supervriendelijk met een fantastisch feest op het strand, speciaal voor de witte mannen. Wist Cook veel dat de Tonganen zijn schip, bestaande uit veel ijzer waar ze zo dol op waren, wilden overvallen, leegroven en tegelijk de, handig op het strand bij elkaar gelokte bemanning, doden. Twee chefs raakten het evenwel niet eens over de uitvoering van hun plan. Ze redetwistten te lang. Het moment ging voorbij en Cook en co ontsnapten aan de kookpot. Geluk gehad! Later dat jaar, in Hawaii, zijn geluk opgebruikt, stierf Cook toch nog een geweldadige dood.

Nu, zo een 240 jaar later, hebben alle geschikte ankerplekken (meer dan 40), in baaitjes bij mooie eilandjes, een nummer. We proberen er zoveel mogelijk uit. Lang geleden dat we nog zo fantastisch zeilden, zonder vervelende golven. We kruisen hele stukken, gewoon voor ons plezier. Echt Grevelingen zeilen.

We drinken sundowners aan boord van Red Harlekin of Jakker en leren zo de goedlachse Zwitsers Jrmina en Erwin steeds beter kennen. We ondernemen samen een aantal duiken, vullen hun en onze flessen tot spijt van het jacht dat achter ons een plaatsje gevonden heeft. We wandelen over de jungle-heuvel in Vaka'eitu.
Vlamingen en Zwitsers dat klikt wonderwel, stelden we al meermaal vast. Ulani, Vanupieds, Dreamtime en nu Red Harlekin : allemaal vrienden geworden.

Noorderburen.
Maar...met onze noorderburen lukt het contact nog makkelijker. Ik vertelde al van de toffe Hollanders Vincent, Caroline met dochters Claire, Anne (van de pannenkoeken), Louise. Ze huren voor twee weken een catamaran en we “botsen” geregeld op hen. Ook nu liggen ze vlak achter ons “geparkeerd”. En deze zaterdag maken ze voor ons onvergetelijk.
Papa Vincent brengt ons een bezoekje op de “sup” (stand up paddle) en vraagt of we belangstelling hebben in wat overschotjes van hun voedselvoorraad. Ze leveren nl. hun boot straks in en willen niks weggooien. Wij, een beetje nieuwsgierig, naar Eurybia. Wow, tafel en aanrecht staan vol als op de rolband bij de kassa van een supermarkt. Dit is echt pakjesavond in augustus , zo noemen ze sinterklaasavond toch in Nederland, niet? Ongelooflijk, het assortiment lijkt ruimer dan bij de eerste de beste Chinese winkel in de stad. Waar ze zelf toch wel hun inkopen deden.
Wat willen jullie? Anne kijkt ons vragend aan, pakt een plastic zakje en begint producten in te laden. Ik knik...euh, bij alles eigenlijk. Gelei, boter, kaas, eieren, melk, veel waterflessen, koffie, havermout, harissa, spek, spaghetti en en en. Brood uit de vriezer : welk brood willen jullie : wit , wit of wit ? Hun standaard “bootgrapje” over het brood van Tonga. Vlug stoppen ze nog een heuse kip curry schotel in een zakje, overheerlijk zo zal later blijken. Dankjewel lieve Nederlandse mensen !! Hollanders gierig ?? Wij weten beter. En ankerplek nr. 7 heet voor ons voortaan “Baai van Overvloed”.



Walvis eiland.
Zo kennen ook enkel wíj : “walvis eiland”, officieel Avalau of nr. 40. Eén van de zuidelijke eilanden, al een eindje op weg naar Ha'apai. Enkel een uitgestrekt rif (voor je) beschermt je tegen de grillen (golven) van de oceaan. Het water is nooit totaal rustig maar dat hebben we over voor dit perfecte uitzicht op het “walvis meer” achter ons. Een plas water van 12 km op 2 km omringd door eilandjes waar bijna op elk ogenblik van de dag fonteinen van walvissen nevelen. Een paar keer hoor ik vlakbij hun zware ademhaling vanuit mijn keuken.
We proberen ze te volgen op hun tocht naar ons toe. Ze duiken onder, komen weer boven. Altijd is het raden en speuren waar? . Foto's maken van al dat geklap met staarten en borstvinnen is zonder telelens behoorlijk moeilijk (met ook, denk ik). Op 100 m van ons duiken ze, komen pas weer boven halfweg de plas. Met de verrekijker (ik haalde ook onze oude weer uit de kist) zien we op een ander moment een spectaculaire “kopstand”. Twee derde lichaam met aan het uiteinde de enorme staart, steekt recht uit het water omhoog, vele seconden lang. Daarna een paar sprongen, met bruisende plonzen.
De bultruggen dus weer. Je kan in Tonga niet om ze heen. Ze trekken vanuit de polen tijdens de tropische winter naar de tropen, in het zuiden is dat : juni – oktober. De volwassenen eten hier niks. Mama's brengen jongen ter wereld en bereiden die in het aangenaam warme water, voor op de lange trek van duizenden mijlen terug naar de kou. Eén kalf elke twee jaar. Ook het liefdesspel met ingewikkelde rituelen moet wel aangenamer zijn in warm water.
We kunnen enkel hopen dat de benadering door onhandig zwemmende mensen niet al te veel invloed op het gedrag van deze enorme dieren heeft. 




 

Doen we het of doen we het niet??
Zwemmen met de walvissen. Verhitte zeilers-discussies, bij een pintje in de kuip, handelen over de manier waarop de whale watchers de bultruggen benaderen. Niet altijd even voorzichtig of toch ?!
Veel heen en weer gepalaver hoor je op het "radio ochtendnetje" ( in Vava'u is kanaal 26 oorverdovend aanwezig) over de wetgeving omtrent "het walvissen kijken", de flinke boetes voor met "eigen dinghy" walvisjagen, de afstand van 100 m die men tot de walvissen moet bewaren. Bedenkingen dan weer over walvissen die zelf, zoals wij meemaakten in Fr. Poly, huid tegen onze huid komen zwemmen. Wie gaat er dan in de fout?
Feit blijft : buitenboordmotorgeluid hoor je hard onder water. Dat moet de gevoelige "walvissenoren" erg storen. Toch blijven ze deze wateren opzoeken  om te paren en jongen te krijgen.
Je piekert je gek. Maar één ding is zeker : iedereen, voor- én tegenstander, doet het en vindt de ervaring "onbeschrijflijk".

Op de boot.
Genoeg gezeverd dus , om 7 u woensdagochtend, checken wij in op Mad Max : whale watchboot van Beluga Diving. Het waait hard, er staan hoge golven aan de oostkant van de archipel. De boot springt hoog op uit de golven, als we met hoge snelheid aan deel één van de dag beginnen. Het meest vervelende deel, zo zegt men ons : het zoeken naar geschikte walvissen en een geschikte lokatie om in het water te gaan. Want er zijn wel bultruggen, we zien er een aantal breachen (hoog uit het water springen om ruggelings neer te komen). Het water is echter te wild om snorkelaars onder leiding van een gids erin te droppen.
Daarom varen we helemaal zuidelijk onder de archipel door om in het noord-westen ons geluk te proberen. Vijf mannetjes jagen achter een bultrugvrouwtje aan. Veel gespuit van fonteinen, gesplash van staarten en vier meter lange borstvinnen op het water. Niks om mee te zwemmen.
Eindelijk vinden we onder de beschutting van het bergachtige Vava'u eiland drie grote exemplaren bereid om een traag onderwaterballet uit te voeren. Iedereen (we zijn slechts met 5 zwemmers) snorkel op, zwemvliezen aan en go, go, go in het water zakken achter de gids aan. Dichtbij elkaar blijven, nooit apart aan "de andere kant" gaan kijken. Peddelen, peddelen, peddelen. Zal ik wel iets zien?  Jaaaaaa, een grote platte kop met de typische bultjes, vlak onder ons. De bultruggen duiken, eentje komt terug boven, neemt een grote teug lucht en duikt meteen opnieuw. Loodrecht naar beneden, we zien ze vlak onder ons in de diepte verdwijnen. Hun borstvinnen als vliegtuigvleugels uitstekend. Veel wit, van buik, staart, borstvinnen. Slank, lang en sierlijk ook, terwijl ze aan de oppervlakte pikzwart en plomper lijken. We herhalen deze oefening nog een keer, zoeken dan een strandje op voor de lunch.



Mama en baby.
Het namiddagdeel brengen we door bij een mama en baby. Telkens mogen er maar 5 personen met de walvissen zwemmen. Je mag niet in het water springen, geen onverhoedse bewegingen maken. Als één boot walvissen heeft gespot, mogen de andere boten er pas later één voor één bij.
Mama rust uit, ze zwemt heel langzaam aan ons voorbij. Ik zie haar oog, op een meter afstand, stijf dicht. Haar grote naar beneden gerichte mond. Daar komt baby boven haar heen gedarteld. Gaat op haar neus liggen. Speelt rondom mama en ons. Adembenemend. Je weet niet waar kijken, wil dit zolang mogelijk rekken. Baby zit onder mama nu. Ze bewegen nauwelijks merkbaar met hun staart en wij hebben het nakijken. Als je hun staart van achteren ziet, kan je het vergeten. Die haal je niet meer in. We nemen afscheid van mama en baby, hopen dat de foto's die Tony met grote moeite met een minder goed toestel nam, een beetje te doen zijn. We willen vooral eerst zelf goed kijken. Bovendien is het water niet zo helder, met veel rondzwevende, witte "walvishuidstukjes".

Met wat fantasie zie je dat baby onder moeder zwemt .

Plaaggeesten.
Nu richten onze gidsen hun aandacht op een paar exemplaren wat verder weg tussen twee eilanden. Vervelende pestkoppen zijn dat. Ze lokken ons steeds in het water, tollen rond, hun witte buiken naar boven. Go, go, go, zwemmen, zwemmen. Maar ze komen ver voor ons boven water. Terug naar de boot, uit het water, lastig met die lange zwemvliezen. Zo moet een zeeleeuw zich voelen als hij aan land kruipt. Even later er terug in. Na vier keer in en uit, geven we ons gewonnen, wij zijn geen partij voor deze prachtige dieren. Doodop van al het peddelen, koud en met loodzware benen laten we ons op de bank vallen voor de laatste kilometers terug naar de basis. Wat een dag!


Een plek vinden in Neiafu.
Twee dingen doen de Tongaanse borst zwellen van trots : hun koning en hun walvissen. We kunnen hier echt niet weg zonder met beiden kennis gemaakt te hebben
Een ideale gelegenheid om de koning te zien, biedt de Agricultural Show zaterdag 30 juli in Neiafu. Een bijzondere gebeurtenis, niet te missen, hoor je overal.
Cruisers spreekt dit soort niet-toeristische voorstellingen wel aan, dat is duidelijk. In het enorme "boeiendorp" van Neiafu pikken we vrijdagnamiddag één van de laatste vrije boeien op, tot hier straalt zelfs de gratis wifi van Mango Restaurant. Ons geluk is echter van korte duur. Wij moeten weg, pas binnenkomende chartercats hebben een voetje (bootje) voor. Net voor het donker, vinden we nog een minder diepe (11m) ankerplek tussen de omringende 40 m diepe bodem.

Landbouwsalon.
Maar ik zou vertellen van het "landbouwsalon". Thuis konden we enkel voor botenbeurzen warm lopen. Voor de opeenvolgende koningen kwamen we niet één keer uit ons kot. Zie ons hier nu lopen, op zaterdagochtend door de achterafstraatjes van Neiafu langsheen kleine huisjes en ontelbare varkens, richting Vava'u High School. De dresscode gehoorzamend heeft Tony een broek tot onder de knie en een hemd aangetrokken, ik mijn hippie-rok en T-shirt, geen blote schouders! Zelfs mijn paraplu heb ik mee, geheel volgens Tongaanse wijze. Menige aanwezige bevriende zeiler/ster probeert, zo zal wat later blijken, een tikje jaloers, in mijn privéschaduw te schuilen.
We gaan eerst maar eens de tentoongestelde vruchten van de boerenarbeid aanschouwen. Lange rijen pompoenen, watermeloenen. Tafels vol tomaten, paprika's, komkommers. Reuze taro-planten, yam en andere maniokwortels haast zo groot als een kleuter. Alles wordt door ernstige mannen gewogen en gelabeld. Straks zal de koning prijzen uitreiken.
Bij de visserstent kijken de gevangen red snappers je vanop hun bedje van ijs wat droevig aan. Schelpjes liggen in van palmblad geweven mandjes.
De afdeling Tongaanse weefkunst stelt de kunstig geweven overbekende matten, met kleurige patronen, tentoon. In Tonga, zo vertelt men ons, geen gepieker over cadeautjes. Bij huwelijken, begrafenissen en andere gelegenheden geef je gewoon een mat, vaak zijn die 30 m lang.



Mensen kijken.
Maar het liefst van al kijken wij mensen. Jongeren, in hun vrije tijd gekleed als jongeren overal ter wereld. Meisjes in jeans en T-shirts. Korte shortjes en blote schouders zijn uit den boze. Jongens in bermuda's en sweaters met kap, in deze hitte. Om erbij te horen, moet je willen lijden.
Ben je niet meer zo jong, dan draag je de traditionele lange wikkelrok, een vest, een das en de onhandig stijve rieten mat, die je steeds omhooghijst en opnieuw rond je middel vastbindt. Ook de koning verschijnt zo ten tonele, al is zijn rieten rok van een fijne en soepele structuur.
Vrouwen pronken in hun mooiste lange jurk en grote hoed. Velen van hen hebben een alternatief voor de ruwe rieten mat, een mooi "gehaakt" strokenrokje over hun jurk of lange rok.
In het midden van de grote, nog lege tribune bestudeert een ernstige, oude man, onverstoord, zijn voor te dragen tekst.



Koning Tupou VI.
Eindelijk arriveert de dikke SUV met de koning en koningin op het grasveld van de speelplaats. Een wat bleke, gebogen vijftiger die met zijn vrouw achter zich aan naar de voor hem bestemde zetel in een mooi prieel stapt. Na de erg Brits aandoende muziekuitvoering van de plaatselijke fanfare, nemen de redevoeringen een aanvang. Wij verstaan geen woord, maar de jongetjes die naast ons , in de schaduw op het gras zitten, vertellen ons fluisterend : "Dat is de president, dat is de eerste minister , de burgemeester." Dan opeens, gefascineerd turend in Tony's grijze ogen, roept er eentje : "You have got blue eyes !". Vriendjes komen nieuwsgierig dichterbij.

Vóór we alle gevoel in onze benen verliezen (wij kunnen geen uren op de grond zitten zoals Tonganen) leest de koning zijn toespraak. Hij klinkt wat timide, helemaal geen schallende koninklijke stem. Waar hoorden we dat nog?
Dan volgt zijn eindeloze tocht langs al de tentoongestelde producten. Een soldaat zorgt, paraplu in zijn gestrekte arm, voor koninklijke schaduw. Meteen dringt een grote menigte zich achter hem aan. Veel security mensen zie je hier niet. Koning Tupou VI wuift zonder veel overtuiging naar het publiek.
Voor het einde van een volgende reeks toespraken, waarna de schooljeugd zou optreden, haken we af, drinken nog een ijskoude kokosnoot en wandelen terug richting Jakker.




(Geen internet , foto's volgen later.)