Zeeland in de tropen, een goeie beschrijving van de Vava'u eilandengroep in Tonga. Veel jachten, beschut water, mooi zeilgebied. Maar met palmbomen, altijd warm weer, meestal zuid-oosten wind en vriendelijke Tongaanse mensen.
We blijven er zeker een paar maanden rondvaren.

Op de kaart speurend naar een volgende mooie bestemming, springt Hunga Island in het oog . Ankerplek nr. 13, zoals een slimmerik lang geleden en met succes ( iedereen gebruikt de nummers nu) probeerde de moeilijke namen te omzeilen.
Hunga Island : eerst vaar je behoorlijk lang langsheen een steile, hoge klifwand tot je plots bij een smalle opening (25 m breed) komt met een rots in het midden. Je laat die links, draait dan helemaal rechtsuit (a dogleg noemen de Engelstaligen dat) gaat over een ondiepte van 3,20 m bij hoog water en je bent binnen. Verrassing. Dit lijkt wel een oude vulkaankrater vol water, helemaal omgeven door vrij hoge, volledig begroeide kliffen. Enkel door de kleine opening kan je de oceaan zien.

We snorkelen in de pas, zien voor het eerst sinds lang weer zacht koraal, veel vis, twee gevaarlijke “doornenkroon-zeesterren”. Deze laatste kunnen een ganse koraalblok kaalvreten in no time, zijn voor ons ook erg giftig. Oppassen dus. We zien grappig dikke roze zeesterren, zo uit een tekenfilm weggelopen en de typische blauwe, die hier overal voorkomen.
Wandelen, snorkelen, buurten...we komen tijd te kort. Donderdagavond : potluck met kampvuur bij Hunga Haven. Iedereen brengt een gerecht mee, alles wordt op tafel gezet en je neemt uit elke pot wat. De pannenkoeken van Hollandse Anne van een chartercatamaran zijn zo op. Tony maakt er een grapje over. En warempel, 's ochtends klinkt Annes stem over de VHF. Ze heeft extra pannenkoeken klaar voor de Belgen. Lekker !  

 

 

Het motorgeluid van Jak klinkt oorverdovend in de complete stilte. We kijken haast schuldig om ons heen als we naar de kleine botenhaven motoren. Mogen we eigenlijk wel met de dinghy varen? Het is zondagochtend en de zondag is echt heilig in Tonga, zoals bij ons honderd geleden, stel ik me voor. Het is in de grondwet bepaald : je mag de auto enkel gebruiken om naar de kerk te rijden, geen storend lawaai veroorzaken. Geen werk verrichten, enkel de bakker heeft vrijstelling. Winkels en restaurants moeten sluiten. Er zijn geen sportevenementen.
Er is geen levende ziel op straat, geen auto te bespeuren.

Wij willen toch graag iets doen vandaag en wandelen over verlaten wegen naar de “brug” waar ook de "boatyard" zich bevindt. Mooie wandeling langs veldjes, huisjes, berg op, berg af. Engelengezang klinkt onze richting uit, komt van een kerkje op onze weg. Het gezang groeit aan, in steeds meer kerken wordt de laatste hymne aangevat. Op elke straathoek is er trouwens een kerk in Neiafu. Je vindt er alle christelijke religies : van Mormonen, Zevende Dag Adventisten, Kerk van Tonga, Pinkstergemeente tot Jehova's getuigen...en katholieken.
Al deze stemmen over de verstilde wegeltjes, het grijpt ons meer aan dan als we in de kerk zelf zouden zitten, bedenk ik. Dan beginnen mensen naar buiten te komen en is het even wat drukker op straat. Vrouwen in prachtige lange jurken, hoeden op, ta'ovala (tapijtje) rond hun middel. Mannen met das, vest, lange rok en ta'ovala.
Terug aan boord zien we pas mensen uit de katholieke kathedraal vlakbij komen. Zij breken het record, hun mis duurt bijna twee uren.

 

 

Langzaam draaien “vrijwilligers”, de bemanningen van de uitgenodigde boten, het peuter-varkentje aan het spit rond en rond, bruin gebrand, druipend van het vet. Voor mij hoeft het niet zo nodig, ik liet de biggetjes liever leven, maar in Tonga is het geen feestje zonder “roasted pork” en varkentjes zijn er overal zat. Groentenschotels sieren de tafel, alles even lekker. De Australische en Nieuw-Zeelandse gasten tasten toe, wij zijn de enige Europeanen. Later bij het kampvuur, onder de volle maan, zingen David en Hina de mooiste Tongaanse liedjes. Hoe komt het toch dat al deze mensen zo zuiver kunnen zingen? Prachtig is ook het maori bedankliedje van de drie kinderen van de Nieuw-Zeelandse chartercatamaran. Een enige avond...vooral als je weet dat we op deze manier helpen om geld in te zamelen voor de school.

We zijn op onze zwerftocht langsheen de eilanden van de Vava'u groep (het zijn er een zestigtal) dus nu in Vaka'eitu beland. Het paradijsje van David en Hina. Ze wonen hier helemaal alleen. Moeten voor bevoorrading geregeld naar Neiafu, de stad, anderhalf uur varen. En...hun boot heeft motorproblemen. Vandaag is Tony de zeiler die hen helpt met hun buitenboordmotor. Twee nieuwe bougies , wat WD40 spuiten hier en daar en David kan weer vertrekken, de geleende benzine brengt hij 's avonds netjes terug.

We snorkelen, maken de klim en steile afdaling naar het droomstrand aan de andere kant van het eiland. Ik schrijf wat in hun gastenboek tijdens een koffiepauze met Hina. Ze toont haar huis, vertelt over hun elf kinderen, ver weg op school in Tonga'tapu. Die komen pas in december weer thuis. Triest. Een mens is ook in het paradijs niet zonder zorgen.

 

Ook in Fangakima (Port Maurelle of gewoonweg ankerplek nr. 7) ankerden we een paar nachten. Van daaruit stuiven we met Jak naar Swallows Cave. Makkelijk om naar binnen te snorkelen. Een mooie grot, maar ontsierd door graffiti. Een beetje teleurstellend toch, of waren we nog wat te vroeg, de zon schijnt er pas om 16 u vol naar binnen.

Vóór ook wij, om boodschappen te doen, terug naar Neiafu zeilen, bezoeken we nog Nuku eiland. Het mooiste strand van Vava'u, zegt men. Mooi, mooier, mooist : moeilijk als je elke dag een nieuw strand moet beoordelen. 

 

Eindelijk wat tijd en wifi om foto's van de laatste maand in mapjes te ordenen. Kijk bij "Foto's". 

Varkentjes en tapijtjes.

Een verzameling smoezelige gebouwtjes, wat kapotte straten met grote gaten in het trottoir, vele aftandse auto's, als honden rondscharrelende varkentjes op straat, niet zo proper allemaal. Toch vinden we het slordige Neiafu meteen sympathiek. Het doet wat Afrikaans aan.



Omdat het koninkrijk Tonga, bestaande uit 171 eilanden, 102.000 inwoners tellend, nooit een kolonie is geweest, kunnen ze geen steun verwachten van een zich schuldig voelend "moederland". Ze moeten het dus zelf redden met wat hulpprojecten van Nieuw-Zeeland, de US en de EU.
We ontdekken er leuke restaurants en cafeetjes, toegegeven meestal van buitenlanders. De onvermijdelijke Chinese kruidenierswinkels verkopen basisdingen. Op de dagelijkse markt maken vooral de stapeltjes tomaten ons blij. Altijd moeilijk te vinden, die rode lekkernij. De witte spint ziekte decimeerde de oogst in Tahiti. De strenge Tongaanse invoerregels zorgen ervoor dat hier de ziekte (nog) niet voorkomt.

Het straatbeeld dan : vrouwen hebben allen hun schouders bedekt en dragen rokken tot onder de knie. Mannen dragen bermuda's in de vrije tijd, op kantoor of op school de lange wikkelrok. Mannen en vrouwen hebben een "tapijt-schortje" rond , soms is dat echt een schort om u tegen te zeggen. Dit stijve, onhandige "tapa" tapijtgeval rond hun middel speelt de rol van onze das (of cravatte).
Op Tonga komen het nederlandse en het vlaamse woord "kleed" in de vorm van dit tapijtschort, erg dicht bij elkaar.


De eerste avonden in Neiafu proberen we de restaurantjes uit. Zien er de bemanningen van een aantal bevriende jachten terug. Eén Duits echtpaar troffen we het laatst in 2010 op de Kaap Verden.
En, hoe lang is dat geleden : we kunnen nog eens onze moedertaal spreken. In het Italiaanse Bella Vista restaurant horen we plots Vlaams naast ons. Een familie van Knokke hier met vakantie. Het klikt meteen en de volgende dag brengen ze een bezoekje aan boord.
En als zij verder vliegen naar het volgende eiland op hun reis, maken ook wij onze boei los om een paar van de ontelbare eilandjes van Vava'u te verkennen.