8 maart : Internationale Vrouwendag maar ook elk jaar opnieuw, verjaardag Tony.

We beginnen de dag met ontbijt met zacht gekookt eitje, fruit, yoghurt en, we zijn immers in Frans Polynesië, onvervalste baguette. Ontbijt in de kuip die al flink door de zon wordt warm gestookt.

We eindigen de dag met een uitgebreide happy hour drink op het terras van Casa Bianca - Dinghy Dock. Een vijftal bootbemanningen trotseren het zweterig atmosfeertje ons geschonken door de ondergaande zon die, net onder de luifel door, er nog een ferme lap op geeft.

 

 

 

 

 

 

 

 

Je hoort ons niet klagen. Het was een perfecte dag die we voor de rest opvulden met snorkelen tussen de visjes bij de gezonken Cessna, kaarsjes uitblazen en taart eten.

Rijden rond Tahiti.
De beloofde eilandtour maken we twee dagen later, met een gehuurde Clio. Een dagje Tahiti. De laatste jaren zagen we, buiten Galapagos, eigenlijk enkel nog jungle-eilanden. We zijn wel wat overdadig groen gewoon. Maar Tahiti verrast ons. Ik weet wel de Markiezen zijn veel ongerepter en wilder. Tahiti is meer verstedelijkt zeker rond Papeete. Toch zie je overal de uitbundige plantengroei, de vulkaanvalleien en hellingen, groen als Ierland.

We nemen het allemaal in ons op : de zwarte stranden, de surfgolven, de ene al groter dan de andere, de botanische tuinen met waterpartijen, de watervallen, de grotten.

 Tahiti Iti.
Op de Plage de Maui ( intussen rijden we op Tahiti Iti, het kleine broertje van Tahiti Nui) eten we de lekkerste vis sinds tijden, gegarneerd met chevrettes zoals ze hier de lokale blauwe garnalen noemen. De Franse baas toont ons trots foto's van de pakketboot “France” die hier voor anker ging tijdens haar wereldreizen (in 1972 en 1974) . Deze baai was in de jaren '60, ten tijde van de kernproeven, thuisbasis voor de Franse vliegdekschepen Clémenceau en Foch. Ook hiervan krijgen we foto's onder onze neus. In de baai resten de kolossale, verroeste meerpalen als stille getuigen.

 Nog op Tahiti Iti dondert dé beroemdste surfgolf van Tahiti: Teahupoo, één van de twee mooiste en gevaarlijkste in de wereld. Elk jaar toneel van de Billabong Pro.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor alle duidelijkheid dit is niet de Teahupoo, die zie je amper van het strand.

 Watervallen en Pointe Vénus.
Namiddag is er tijd voor wat beweging. We bezoeken de drie watervallen van Faarumai in de Vaipuu vallei (op Tahiti Nui). Ik hou van de legende die erbij hoort. De eerste waterval is ontstaan toen een prinses, die voor haar tirannieke vader vluchtte in de armen van de prins, zich met de rug tegen de wand verschool voor de soldaten.

Ruim 20 minuten klimmen we heen en terug tussen dikke keien, grove wortels, modder, naar de twee verst gelegen cascades. 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op Pointe Vénus zoeken we de geesten van Cook, Bligh en Wallis. Zeelieden die hier zo'n 250 jaar geleden voor het eerst toekwamen. Net als wij de halve wereld rond gezeild. Weliswaar niet de makkelijke tocht door het Panamakanaal. Hoe is het mogelijk dat ze dit eiland vonden en tussen de riffen navigeerden zonder de moderne apparatuuur waarover wij beschikken?

In onze tijd is dit punt een populair zwart strand in de schaduw van de enige vuurtoren van Tahiti.

 Het is 17 u, het uur dat er getraind wordt met de va'a, de vlerkprauwen. Stoere kerels dragen er drie in het water en vertrekken. Tony doet als steeds wat lacherig over mijn fascinatie voor de bruine Polynesiërs met glanzende schouder-en borstspieren. 
Niet enkel op het water, maar ook langsheen het laatste stukje van de weg richting Papeete wordt er gejogd dat het een lieve lust is. Magerder worden de meeste mensen er echter niet van.

 We sluiten af samen met Philippe en Sandra, die ook in de stad zijn, bij Les Trois Brasseurs en met een frietje aan de roulottes. 

Morgen zetten zij hun reis verder, eerst naar Moorea en dan altijd maar westwaarts. Wanneer zullen we hen terugzien? 

 

 

Op anker in Marina Taina. 

Plots schiet ik wakker uit een diepe slaap. Wat hoor ik? Botsen we tegen een andere boot aan? Maar dit gebonk klinkt zo regelmatig en erg hard. Tony vliegt ook recht. 

Iemand probeert ons wakker te maken. Het is bijna middernacht.  

Onze buurvrouw, in haar bijboot, grijpt zich vast aan onze zeereling. Ze loopt in rad Frans af : “Jullie boot komt wel erg dicht in onze buurt. We gaan zeker botsen. Of we er iets aan kunnen doen? “
Ok, ok, komt in orde ! Mogen we eerst even wakker worden, aub?

 Voor ik verder ga met echt technische anker-uitleg, even wat meer over dat ankeren.
Een “vak” apart dat je met scha en schande leert. Lees, al doende.

Een goed begin is het gebruik van een zwaar anker, zoals onze 35 kg zware Cobra “ploert” bijvoorbeeld. We lazen ooit dat je pas goed bezig bent als iedereen in de haven vol ontzetting wijst naar jouw boeg met een joekel van een anker. Wel, dat is wat wij zo ongeveer hebben. 
Dan is het kunst dit anker zodanig te laten vallen dat het goed vastzit, natuurlijk. Maar ook dat je, als je er goed en wel achter hangt en op de wind gaat zwaaien, je niemand van je buurboten hindert.
In principe laat je zoveel ketting naar beneden zakken gelijk aan driemaal de diepte. Bij harde wind en golven wordt dat tot 5 maal de diepte.  

In het ankergebied bij Marina Taina, waar we nu liggen, heb je al meteen een probleem. Op de meeste plekken is het 17-18 m diep. Ontzettend diep, vinden wij. Normaal ankeren we op maximaal 10 m. Waarom? Zo diep kan Tony nog vrijduiken om eventueel het anker te bevrijden, als het vastzit achter een koraalblok of zo. Hier kan dat dus niet.
Drie maal 18 m dan maar, dat is zo goed als onze ganse ankerketting van 60 m !

 Iedereen heeft hier keilange ankerlijnen uitstaan, daardoor wordt je draaicirkel veel groter en is de kans dat je met andere boten botst erg groot, zeker met winden die voortdurend uit een andere richting komen.  

Zoals vannacht dus. Tony uit bed. Kijkt rond. Er is geen wind, daardoor liggen alle boten kris kras door elkaar “op hun ketting” en niet echt achter het anker. Hij vaart op het anker wat naar voren en haalt ketting in. Dat moet voldoende zijn.
Vroeger zouden we ankerwacht beginnen lopen. Nu volstaat een half uurtje “kijken wat er gebeurt”.

Maar daarna is een mens ook klaar wakker. Het duurt lang voor we de slaap weer vatten. Het cruisersleven zoals het is.

 

 Superjachten aan de steiger.

 

 Onder water Moorea

 

Happy hour.
Happy hour in Casa Bianca (Marina Taina – Tahiti). Het lijkt alsof we hier gisteren nog zaten. Toch is het al een half jaar geleden. Veel van onze vrienden van toen verkennen nu Nieuw Zeeland. Maar er blijven ook genoeg bootbemanningen over. Zo houden we vandaag een duitstalig happy hour met Zwitsers : Philippe en Sandra (Ulani), Thiery en Claudia (Vanupieds) en Duitse Heidi en haar man, Robert, uit Eupen (Nuwam 2).

Twee “Trois Brasseur” biertjes van 33 cl voor de prijs van één...eigenlijk een beetje te veel van het goede! Dat spul stijgt meteen naar je kop als je nog niks gegeten hebt.

 

We zeilen naar Tahiti.
Maar even terug naar vanmorgen. Toen bleek dat de beloofde noord-noord-oosten wind waaide, hebben we niet lang geaarzeld. “We zeilen vandaag naar Tahiti.”
Meteen togen we aan het werk : Jakker zeil- en vooral zeeklaar maken. Na lange tijd in de haven en op anker moeten er zovele spullen weggelegd en vastgestouwd worden. Het belooft immers een pittig tochtje te worden. Dat is het altijd tussen de twee eilanden waar wind en golven tussendoor gestuwd worden.  

In de pas van Moorea duikt Jakker vervaarlijk diep met haar neus in de golven. Er staat flink wat water aan dek. Gaandeweg worden de golven langer en onze bewegingen rustiger. Met een goeie 6 – 7 knopen en aan de wind bereiken we na anderhalf uur de pas aan de overzijde. De drukte van Tahiti overvalt ons een beetje na het rustige Moorea. Motorboten en -bootjes, jetskis, pirogues, het vaart allemaal kris kras door het smalle, beboeide kanaal. Bovendien raast de wind van de bergen naar beneden.  

We zoeken een “gat” tussen de andere boten en droppen ons anker op 18 m diepte. Laten we hopen dat we goed liggen zo. 

Tahiti in zicht.