Dolfijnen.
Dolfijnen. Honderden van die beestjes moeten het wel zijn. Nee, je ziet ze niet allemaal tegelijk. Maar overal in de zee rondom ons, ook ginder ver, springen ze hoog op. Krommen hun rug, mooi synchroon met z'n twee of vier, diep uitblazend, zo typisch op zijn dolfijns. Ze hebben een boodschap : "Zo mooi kan het leven op zee zijn. Geniet er nu maar van, nu jullie de vorige nacht weer overleefd hebben."

Wat doen we hier?
Vorige nacht, eentje om snel te vergeten. Of...om nooit meer te vergeten hoe kranig Jakker wel is. 60° graden aan de wind, met constant 30 knopen windsnelheid (= 7 bf) bruisen we ervandoor aan een snelheid van bijna 9 knopen per uur. Van jakkeren gesproken. In de pikkedonker kan je de grote golven niet zien aankomen. Je voelt ze wel. Het ene moment lijkt Jakker als door een enorme hand gestopt, het volgende slaat de golf los over de ganse boot. Bakken zout water worden tussen buiskap en bimini doorgeperst, een gordijn stort zich in de kuip en op degene die daar diep weggestopt onder de buiskap bang wacht houdt.  Eén gedachte slechts : laat het niet nóg harder gaan waaien!

Soep.
Om beurt proberen we een uurtje te slapen. Het lukt ons vrij aardig. We slagen er zelfs in de soep, die ik in de thermos bewaarde, zonder al te veel morsen in de kopjes te gieten en op te drinken. Heerlijk.

Natuurlijk, zijn er ook nog andere schepen op pad. Midden in deze halve storm, gaat het AIS alarm. Twee cargo's passeren ons op 2 mijl. Oef, geen gevaar.

Haïti.
Eindelijk, bij het krieken van de dag, begint de wind iets af te nemen. Prachtig groen en ruig tekenen de bergen van Haïti zich af. Enkel hier en daar een paar huisjes, rook van vuurtjes, de typische houtvuurtjesgeur. Vissers in uitgeholde boomstam-bootjes. Van ver lijkt het alsof ze gewoon rechtstaan op het water. De bootjes zie je niet. Bewondering, dat voel je als je ziet hoe ze de netten hanteren, rechtstaan, weer gaan zitten in die wiebelende bootjes. Wij kunnen er niet eens instappen, zonder om te kiepen.

Wat drijft hier allemaal rond, zeg. Af en toe een harde bonk van een heuse boomstam tegen de romp. Houtblokken, plastic. Maar we zien ook twee Portugese oorlogsschepen, ja, de kwallen.

Zo zeilen we rustig richting Ile à Vache. Het stuk voorbij de laatste kaap en in de wind, moet de motor weer aan. Als we rond 17 u het anker laten vallen in de beschutte baai Port Morgan, wachten de bekende "hello-roepers" ons al op. Wij kennen hun namen nog, zij lijken zich onze boot niet meer te herinneren. Zoals 4 maanden geleden vragen ze om een snorkelmasker , een rugzak.... hebben ze die dingen nu nog steeds niet bemachtigd....of is dit toch gewoon hun bedel attitude??

Laveren.
Donderdagochtend. Het weerbericht belooft voor de volgende week niet veel variatie. Dat koufront speelt ons nog steeds parten. De wind zal blijven blazen uit het oosten, niet bepaald zwak. Maar om hier in Caye Coq een week te blijven rondhangen, hebben we ook geen zin. Terwijl ik binnen alles potvast probeer te stouwen, doet Tony dat buiten, ondertussen het bootjesvolk afwimpelend dat weer wil komen "discuter".

Een uur duurt het vóór we uit de baai gemotord zijn. Vol goeie moed beginnen we te kruisen. Lange slagen maken we, van wel 2 u elk. Maar de hoge golven halen telkens opnieuw de vaart uit de boot. Na drie uur zijn we exact 6 mijl in de goeie richting opgeschoten. Ja, dit hadden we wel verwacht. Volvootje wordt dus weer ter hulp geroepen. Als het donker wordt, nemen wind en golven af, dank zij de katabatische wind die 's nachts van bergen naar zee waait en die de passaatwind stallt.
Het dreunen van de motor en de rustige bewegingen van de boot, het helpt om wat dutjes te doen. Buiten is er het schouwspel van zeevonkjes. Jakker vaart als op één enorm lichttapijt. Grote lichtgevende bollen duiken in ons kielzog op, als schijnwerpers van duikers onder water. Zuiderkruis en Grote Beer, doen ook mee aan de voorstelling. En dan is daar, tegen de wolken noord van ons, het schijnsel van de stad Port-au-Prince, toch zo een 35 mijl verwijderd.

Boenken.
Maar dan wordt het licht en zo gauw de zon haar warmte over het water stuurt, wakkeren wind en golven weer aan. Het boenken begint. Jakker valt keer op keer een paar meter naar beneden op de harde zee. Paaltjes pikken? Wat? Dit zijn fameuze pylonen. Het houdt niet meer op. Mast, want, salontafel...alles trilt. Wat we ook proberen, tien graden naar stuurboord, tien graden naar bakboord...zelfde ellendig, buikpijnverwekkend geboenk. Onze rug, buikspieren, stuitje, alles doet pijn. We weten niet meer hoe ons te houden. Maar we gaan door.  Als Hollandse zeilers aan het einde van de vakantie, van Engeland op weg naar huis, grootzeil bij, op motor, hakkend tegen de wind, blik op oneindig.

En we halen het. Bahia de las Aguilas (baai van de Arenden). Prachtig zandstrand, stralend wit papegaaivissenstront-zand. Op de achtergrond ruige rotsen met cactussen. Moegebeukt droppen we anker bij een soort uitkijktoren en een groot palapa afdak.

In de pilot belooft Frank Virgintino een totaal verlaten plek.  Wedden dat hier morgen boten met frigoboxtoeristen af en aan varen.

 

 Bahia de las aguilas

 

Adios Cuba

Langzaam verdwijnt het mooie, witte vuurtorengebouw van Santiago in de verte.

Eigenlijk willen we nog niet weg. Maar het voorbijgetrokken koufront doet ons, een etmaal of twee, noordelijke winden cadeau. Dat kan een zeiler niet laten liggen. Vooral niet in een gebied waar de wind meestal hard op kop waait.

Het hocus pocus van uitklaren wordt afgesloten met een grondig doorzoeken van alle kastjes aan boord. Alles "negatief", schrijft de man op een roze papier. Wat zocht hij eigenlijk? Soit, we mogen vertrekken.

 

We hebben het er zelfs afgebracht zonder vreselijke, onuitwisbare, zwavelvlekken op dek en romp. Velen van onze mede-zeilers hebben een heel ander verhaal over Santiago. Zij hadden de pech dat de pikzwarte rook uit de schoorstenen van de fabrieken in de buurt, richting marina dreef.

Adiós Cuba.

 

Ons verhaal over Santiago.

Diesel.

Dag drie in de marina en nog steeds geen diesel getankt. Het zag er echt wel veelbelovend uit, we mopperden zelfs een beetje omdat we meteen bij aankomst al konden tanken. Moe als we waren, gooiden we touwen los en op naar de fuelsteiger. Een paar meter vóór die steiger liep het mis...of eerder, het liep raak, we zaten namelijk vast in de modder.

Mañana por la mañana dan maar, bij hoog water! Fuelman zegt er echter niet bij dat hij dan een vrije dag heeft. Pas zaterdagmiddag, de wind geeft goed van katoen en afmeren is niet makkelijk, lukt het om onze tanks weer vol te krijgen. De nachtmerrie (die Walter ons voorspiegelt) : met de taxi naar de stad om 150 l op te halen in jerrycans van 20 l elk, blijft ons bespaard.

Eindelijk kunnen we relaxen.

 

Pedro.

Al onze zorgen worden opgelost door het gezin van Pedro, buren van de marina. Zij doet de was, hij vult onze lege campinggasfles en doet boodschappen. We dineren zelfs de voorlaatste avond bij hen. Kunnen hem spijtig genoeg niet aan een oude triband gsm helpen. Maar duiken nog eens in onze zeep- en parfumstaaltjes voorraad.

 

Besame mucho.

Santiago bezoeken we tot afscheid in een erg speciale sfeer, het is zondag en het regent (dat koufront). We lopen toch even langs de fiësta in de Bario Francès, bezoeken het Balcon de Velázquez en zijn huis (het oudste van Cuba), maar gaan vooral luisteren naar  muziek in deze muzikale stad. Op de Plaza Dolores treed een son-band op. We zijn zowat de enige buitenlanders, dankbare slachtoffers voor een "Besame mucho" speciaal aan ons tafeltje gezongen.

Veel meer dan een dankbare glimlach en een paar pesos verdient hij er echter niet aan.

 

In de Casa de la Trova hangen de grote foto's van de mannen van de Buena Vista Social Club. Daar, weer muziek.

 

Jaren vijftig.

Ook in deze stad, zoals in Havana, wanen we ons een beetje terug in onze kinderjaren met al die vijftigerjaren auto's. Eentje ervan brengt ons terug naar de jachthaven. Bij elke bergaf zet hij zijn motor uit, in de bergop vrezen we telkens te moeten gaan duwen. We krijgen haast geen lucht door de binnenkomende uitlaatgassen. Maar we halen het en sluiten op passende wijze ons bezoek aan Cuba af.

 

Cuba, dit vreemde eiland met zijn hoog opgeleide mensen, die voor een habbekrats gaan werken, zo weinig bezitten, zoveel beperkingen krijgen opgelegd, zo onvrij zijn (wist je dat ze bijvoorbeeld geen biefstuk mogen eten?) maar toch zo goedgemutst en vriendelijk door het leven gaan en hun patria en el jefe verheerlijken.

 

 

 

Opkruisen in het donker.

In het duister zien we het groene stuurboordlicht van de Canadezen (Giva). Ze komen recht naar ons toe. Hoe dichtbij zijn ze? Als steeds kan je dat bijna niet inschatten in deze volslagen duisternis. Geen zorgen, wij zeilen over bakboord, hebben dus voorrang. Maar ons vermoeden : "Weten zij dat wel?" wordt bevestigd als er een stem klinkt over de marifoon. We ontcijferen het moeilijk te begrijpen Canadees-Frans : "Hallo jullie Belgen, we kruisen in dezelfde richting op, dus zullen we elkaar nog wel meerdere keren ontmoeten vannacht. Kunnen jullie mij nu eens vertellen wie er hier eigenlijk voorrang heeft ? "

Nu, breekt onze klomp. Kennen deze zeilers echt de voorrangsregels niet? Eén van de eerste dingen die optimist-zeilertjes leren?!

Ondertussen zijn wíj uitgeweken voor hen. "Bakboord !" schreeuwen, zoals in onze 420-tijd zal wel niks oplossen, zeker.

 

Alsof de wind echt niet van dit soort stuurboord-bakboord confrontaties houdt, stopt hij zomaar met waaien.  Motor aan dan maar en evenwijdig met de kust recht op ons doel af. Onder de kust zijn de golven iets minder hoog. Nog wel recht op de neus, beletten ze ons te slapen. Sowieso al erg moeilijk, die eerste nacht op zee.

 

Controle.

Nog steeds op motor bereiken we rond 9 uur Santiago de Cuba. Het Castillo del Morro bij de ingang kijkt welwillend op ons neer. Maar wij voelen ons als slappe schotelvodden, na zo een doorwaakte nacht met het monotone motorgedreun aan onze kop.

Schotelvod of niet...daar kan het "ontvangstcomité" geen rekening mee houden. Alhoewel we al meer dan anderhalve maand in Cuba zijn, dus al zovele malen gecontroleerd, moeten ook zij hun job doen.

Eerst komt de mosquito-man, gewapend met een klein glazen potje en een zaklamp op zoek naar "ongewenste diertjes". Wat dan te denken over hun razendsnel wegschietende gepantserde diertjes, beter bekend als kakkerlakken, die wel eens bij óns aan boord zouden kunnen komen. Daar zitten wij ook niet op te wachten.

 

Alweer vult een dokteres in dat we gezond zijn.

 

Kitsch.

Dan volgen douane, guarda frontera...enkel de hond ontbreekt. Nieuw in Santiago: douane-man verzegelt onze mobiele gps en marifoon in een plastiek zakje. Het pakje mag aan boord blijven. Ook de vuurpijlen worden helemaal met tape afgeplakt, in de haven niet te gebruiken.

De rij van zeven wordt afgesloten door de fruit-en-groenten controleur. Aha, wij hebben enkel Cubaans fruit aan boord. Ok. Dan verandert plots zijn houding, tovert hij een beeldje van de Virgin de la Caridad (patroonheilige van Cuba) van het heiligdom Cobre hier vlakbij, uit zijn aktetas. Zijn we katholiek? Geïnteresseerd om dit kitsch beeldje met schelpen versierd te kopen? Het heiligdom te bezoeken, zoals de paus deed een maand geleden? Het toeristen lastig vallen op het plein vóór de kerk heeft deze ambtenaar duidelijk op gedachten gebracht.

Mijn God, wij willen alleen maar slapen!!

 

15 april 2012.

Kinderboerderij.

De ergste hitte is voorbij als we onze wandeling naar de waterval aanvatten. Eerst door het zondags slaperige stadje over het eens geasfalteerde straatje. Nu is er slechts een richel asfalt over met diepe uitgespoelde kloven ernaast. Mensen zeggen ons loom gedag. Een ganse kinderboerderij loopt vrij tussen de huizen rond.  Geiten, schapen, varkens, honden. Ze wroeten en knabbelen. Laten in heel het dorp geen sprietje gras overleven. Pleinen en pleintjes zijn totaal kaalgevreten.

 

Langs de hoofdweg, waar per dag zo een tiental auto's passeren, is het 2 km tot de afslag voor de Presa de Cilantro, de waterval. Op het baseball veld is een wedstrijd bezig, met scheidsrechter én toeschouwers.

 

Waterval.

Bijna 17 u, toch nog gloeiend warm, als we na een half uur de plek waar de waterval moet zijn, bereiken. Een rivierbedding vol met grote keien. Een stenen wand, mooi zie je de plooiing. Hoe het gesteente is samengedrukt. Dit is het dan. Een groen poeltje. Een droge waterval. Een verlaten openlucht bar. Ik "hoor" de zondagmiddagpret onder de grote boom en bij het water. Tijdens het regenseizoen. Dat begrijp je. Dan is het hier lieflijk, heerlijk koel.

Nu moeten we voor een verfrissing helemaal terugstappen naar het enige restaurantje in het dorp. De Bucanero serveza is in een oogwenk verdwenen.  Laten we hier ook maar eten. Steak van varken. Lekker en voor één keer niet uit de zee.

Uit eten is bovendien goedkoper dan zelf koken. We betalen 5 €. Meer dan de helft van dat bedrag gaat naar de drank.

 

Vóór het donker wordt lopen we nog bij Josefina langs om onze (opplooibare) gevulde watertanks op te halen. Bij het strandje slaan "hangmannen" zoals steeds al onze bewegingen gade. "Vreemde mensen toch die cruisers!", zie je ze denken.

 

17 april 2012.

Wind.

"Wat denk je, vanmorgen eens naar de hotels en het strand aan de overkant van de baai varen? "

Maar rond 9 u zetten ze de windmachine weer aan en begint het serieus te blazen uit het oosten. Tot 27 knopen. We zien duidelijk de schuimende branding daar aan lage wal. Dat wordt niks met ons uitstapje. Met zo een wind zijn we liever aan boord. Gisteren nog ging één van de buurjachten op drift.

 

Reorganisatie.

Omdat je niet de ganse dag kan lezen, ga ik de ruimtes onder de vloerdelen maar eens onder handen pakken. Het is er kurkdroog, zoals de bergen en het land hier.

Ik borstel, inventariseer, reorganiseer. Ik noteer alles, ervaring leert me immers dat als je iets, na lange tijd aan boord, verplaatst, je het wellicht nooit meer terugvindt.

Zo probeer ik wat meer plaats te maken voor ons bezoek. Ja, inderdaad, einde mei komt Bert met zijn gezinnetje aan boord in de Dominicaanse Republiek. Wat een prachtreden om schoon schip te maken en om hier maar eens te vertrekken.  Morgenavond?

 

 

 

Onder de kust.

Deze vrijdag de dertiende heeft een totaal ander weerbeeld voor ons in petto. Amper 4 knopen wind, recht op kop bovendien. Maar we kunnen dus goed motoren zonder ons vast te beuken in hoge golven. Dicht onder de kust, op de 50 meter dieptelijn. Opletten want de overgang van diep naar ondiep gaat erg bruusk hier.

 

Bij Marea del Portillo varen we mooi tussen de groene en de rooie ton naar binnen en...worden verrast door de zes zeilers die al in de, door bergen omgeven, lagune liggen. Wat een drukte na die eenzame cayos.

 

Josefina.

Op het strandje bij het dorp is wat bedrijvigheid. Een man in uniform, met aktetasje onder de arm, wordt door een vrouw naar ons toegeroeid. Dat moet Josefina zijn. Babette (Maru) schreef ons over haar. Ze vertelt meteen dat ze ons aan brood, tomaten, water kan helpen. We zijn welkom in haar huis vlakbij het strand.

Als onze gegevens netjes zijn opgeschreven, roeien ze naar Calamares. Ook hun despacho wordt meegenomen.

Maar na het binnenhalen van het weerbericht, dat voor morgen veel meer wind belooft, besluiten ze vanavond nog te vertrekken. Ze moeten 18 april het land uit, hebben dus haast. Vlug aan land, op zoek naar Josefina, die de man van de Guarda Frontera opbelt. Hij moet opnieuw van de nabijgelegen stad Pilón komen.

 

Afscheid van Calamares.

Een laatste biertje aan boord van Jakker en daar gaan ze. Het is bijna 19 uur. Twee weken samen opgetrokken, zijn we wel erg plots weer "alleen". Steeds is er dan de vraag :

" Zien we hen nog terug en wanneer? Misschien in Curaçao, waar we hen voor het eerst zagen?". Ook is er de zekerheid : als je hen terugziet, klikt het weer net als voorheen.

 

's Avonds vangen we tijdens de eerste regenbui sinds weken tien liter water op. We duimen voor Emmy en Walter in het donker daarbuiten op zee.

Ze komen zaterdag goed aan in Santiago, zo vertelt hun mail : "Schöne Nachtfahrt".

 

Kleren.

De behoefte is nog niet erg groot, maar benen strekken aan land, zou wel verstandig zijn, zeker. Het strand is bezaaid met stenen dus Tony tovert Jak weer om tot "landingsvaartuig met kruiwagenwielen", weet je nog? Josefina wacht ons al op. Staat ze altijd op de uitkijk? Ze maakt ons wat wegwijs in het dorp. Als we van de wandeling terugkomen, vergast ze ons op een glas koele cocosmelk. We beloven wat kleren en schoenen in ruil voor de tomaten die ze ons geeft.

Haar vriendin loopt met ons mee naar het strand, geeft me een armbandje, vertelt van haar twee dochtertjes en dat ze ook kleren nodig heeft. Zij heeft niet dezelfde kans als Josefina om mensen al bij aankomst te leren kennen, legt ze wat stilletjes bedrukt uit.

 

Tja, wat doe je dan? Nog maar eens je kast overhoop halen en kijken wat je kan missen.

Over de "kleren van Tom" die nu bijna uitgedeeld zijn, vertel ik je later wel.