“Ja, een klein beetje achteruit. ” Tony haalt het anker op en wijst naar achter. Ik geef gas.  “How, how!!!! Stop !!!!!”
Samen met het anker komt er een ketting (niet van ons) mee omhoog. Probleem! Die ketting hebben we letterlijk opgeschept en ons anker haakt er helemaal achter. Hoe krijgen we die nu los van de vloeien. Met twee pikhaken om te duwen en een stevig touw rond de ketting, om die weg van het anker te trekken, bevrijden we ons. Oef, dat is nog goed gegaan.
De pilot waarschuwt voor antieke kettingen en spullen op de bodem hier. Die zijn er sinds de 18 de eeuw op verschillende manieren in gesukkeld. Als er veel grote schepen ankeren en proberen orkanen te overleven, heb je dat. Deze ketting was echter veel recenter, geen antiek stuk. Stom, vergeten er een foto van te maken in onze haast om ons vrij te krijgen.
Zo, nu kunnen we English en Falmouth Harbour verlaten.

Falmouth Harbour  waar we gisteren nog langs de kade van de superjachten liepen. Alle spic en span glanzende, supergrote boten uit de “boekskes” zie je er. Overal zijn zwarte mannen aan het poetsen en schilderen. Bemanningen, in obligate donkerblauwe bermuda en wit poloshirtje, manipuleren zeilen. Eigenaars, meestal oudere mannen, het soort Ted Turner, lopen een beetje would-be ongeïnteresseerd rond of praten, drankje in de hand, met gasten.
English Harbour ontvluchtten we. De horden cruisepassagiers die hier dagelijks worden gedropt, overspoelen van 9 u ‘s morgens het pittoreske Nelson’s Dock. We zijn het beu achter de typische, elke doorgang blokkerende, bleke Amerikaanse toerist in korte broek en hawaïhemd met witte sokken en sportschoenen te moeten aansjokken.
Wij weg dus.

De golven zijn nog steeds pittig evenals de wind. Op zee moeten we ook nog doorheen het wedstrijdveld van klasse A.  Heel goed oplettend, wat oploeven (naar de wind) dan weer afvallen (van de wind weg) zo laveren we tussen hen door. Zo krijgen we hen wel van heel dichtbij te zien. Mooi !

Zo snel mogelijk proberen we bij Goat Head Channel, doorgang tussen rif en land te geraken want ook klasse B komt eraan. We gebruiken onze stokoude polaroid zonnebrillen, onontbeerlijk om te varen hier. Aan de verschillen in kleur van donker naar turkoois blauwgroen kan je, als je ervaren rifzeiler bent, de dieptes lezen. We beginnen meteen te oefenen. Twee schildpadden komen even kijken, steken hun kopje boven water en duiken, geschrokken, onmiddellijk weer onder. We varen makkelijk door het kanaaltje, krijgen nog een regenbui cadeau alvorens Five Islands te ronden en de grote, prachtige baai in te draaien.

 

In de lij van Maiden Island, enkel bewoond door tientallen pelikanen en reigers, droppen we ons anker. Heel alleen liggen we in deze supergrote baai. Is er iets mis mee misschien? Als minuten later een eenzame dolfijn ons komt begroeten, besluiten we dat het hier goed is.


 

P4302054 (Medium)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 








 

Gisterenavond waren we heel even illegalen want vóór je ingeklaard bent in Antigua, mag niemand aan wal. Je hijst de gele quarantaine vlag ten teken dat je nog niet langs de douane bent gepasseerd en mag die pas naar beneden halen als alle formaliteiten vervuld zijn. Overigens enkel door de schipper op te knappen.

 

Dus vanmorgen Tony met frisse tegenzin naar het kantoor van douane, immigraties en havenautoriteiten, die gelukkig in één gebouw zitten.

Anderhalf uur later komt hij buiten. "Vier keer opnieuw heb ik al onze gegevens moeten opschrijven," zucht hij. "En alles moeten ze weten over de Jakker. Zelfs hoeveel GPS'en wij aan boord hebben.  Maar ik ben vriendelijk gebleven en moest de douanier zelfs troosten, zo ellendig voelde hij zich omdat hij wist dat in Guadeloupe en Martinique alles met het intikken op één computerformulier gepiept is en bovendien gratis."

 

Nog Euro's gaan wisselen tegen EC (East Carribean) $ en dan kunnen we onze wandeling  over de heuvel, Middle Ground, tussen English en Falmouth Harbour starten.

Het is heel warm maar de wind blaast ons bijna van het pad. De heuvel is verlaten op een paar geiten na. We bewonderen de gele bloemen van de stervende agaven en vreemd rode "bloemen" op de ronde cactussen waaraan kolibrietjes zich te goed doen. Net op tijd zijn we hoog boven het startpunt van de race van vandaag. Keihard loeit de wind daar beneden. We horen het typische geluid van de genuaschoten (touwen) die gelost worden als de koers ruimer wordt. Dat is werken geblazen daar op al die schepen. We duimen voor de Vlamingen van de Derbisolar.

Dank zij hen hebben we heel wat info over het cruisen in de zuidelijke Caraïben.

 

Ook Tom Vanheule (Dreamsail) ligt hier met zijn boot. We zagen hem heel even in Gent op de Belgian Boatshow. Hij komt langs om reclame te maken voor Dominica, waar we zeker naar de Sunset Bay Club van Roger en Marcella moeten, Hasselaren zoals ik.

 

Ok, mensen, we proberen al die tips in onze oren te knopen.

 

 

Wind of geen wind. Zwarte, dreigende wolken vlakbij. We trekken ons er niks van aan, weg hier bij dit muggeneiland. Bijna onmiddellijk komt er een zware regenbui over. Maar eenmaal op zee wordt het steeds beter. Na twee uur op motor kunnen de zeilen omhoog. Het wordt een verrassend, fantastische zeildag. Het weerbericht krijgt ongelijk. Met halve wind lopen we vlot 6-7 knopen. Het is zoals altijd in de Caraïben. Als je de kanalen tussen de eilanden oversteekt, zie je nauwelijks boten. In de havens dáár liggen ze allemaal.

 

Rond 15 u bereiken we Antigua. Eerst maar eens proberen in English Harbour (door velen aangeraden) een plaatsje te vinden. We varen voorbij de "Zuilen van Hercules", een indrukwekkende zuilen-rotsformatie aan de ingang van de baai. De heuvels bezaaid met prachtig, gele bloemen, laatste bloei van ten dode opgeschreven agaven.

 

En dan belanden we middenin de gekte van de Antigua Race Week. Zo vaak hebben we erover gelezen. De laatste jaren besteden de zeilbladen bij ons er ook meer aandacht aan. We ontdekken één Antwerpse deelnemer die het zelfs heel goed doet.

 

De deelnemers zijn net binnen na de eerste race van de week. Overal zeiljachten en rubberbootjes op het water. Wimpels en vlaggen aan de kant. Partytenten. Volk, veel volk. Schoon volk!

 

En wij slagen erin helemaal achteraan weggestopt in de baai een plekje te bemachtigen.

 

Als we bij zonsondergang het beroemde Nelson's Dockyard (1), waar het zeilersdorp staat opgesteld, gaan verkennen, zwermt er rond onze oren iets heel anders dan gisteren.

 

We drinken een Carib in The Galley Bar en daar zit Johny Depp aan het volgende tafeltje. Is hij het echt of vragen mensen een handtekening aan zijn dubbelganger, dat zullen we wel nooit weten.

 

(1) Nelson's Dockyard is de best bewaarde Georgiaanse haven ter wereld. In 1950 is men begonnen met de restauratie van alle gebouwen die dateren van 1745. De vroegere keuken, nu bakkerij. De douane, immigratie en havenmeester zitten  in de canvas opslagplaats. Het officierskwartier, het admiraalshuis allemaal gebruikt als restaurantje of café. Heel indrukwekkend zijn de pilaren van de zeilerswerkplaats.

 

 

 

Wie is er ook zo stom? Gaan wandelen op een van muskieten en ander insectengebroed vergeven, overigens prachtig, mangroveneilandje. Wij dus.

De locals die hier met hun motorboten voor anker liggen, zullen wel hartelijk gelachen hebben met die twee onnozelaars, klapwiekend lopend op Îlet à Fajou, zo heet dat roteiland.

 

Het ziet er zo mooi uit en wij zouden het gaan verkennen. We liggen er dichtbij met Jakker. Ja, er zullen wel insecten zitten. Wij dus niet zuinig met muggenmelk. Lange broek aan en hemd met mouwen.

Het laatste stuk tot aan het strandje is zo ondiep, motortje van Jak omhoog en roeien. Nog niks aan de hand. Vervolgens zetten we één voet aan land en de hel barst los. Honderden steekvliegjes vallen aan, vooral ons hoofd is hun doelwit. Extra muggenmelk helpt niet. Toch willen we even rondkijken hier, misschien neemt hun honger zo dadelijk af. Nee, zij winnen. Dit is niet te doen. De muggen doen inmiddels ook mee. Ik zie ze steken door Tony’s bloes heen. Lopen, in Jak, afduwen, roeien…ze komen nog een eind mee…dan eindelijk kunnen we onze wonden, euh, beten likken. Eerst een ferme duik in zee, dan azijn, daar hebben we genoeg van, dan "jeuk" zalf.

 

Gelukkig hebben we ons zelfgemaakte muggengaas voor alle raampjes gespannen en is het op Jakker goed uit te houden. Maar als we Jak in het donker aan dek gaan vastmaken om morgen hier te vertrekken, slagen de muggen er opnieuw in om ons te bijten.

 

En nu zit ik hier in de salon. Overal jeuk. Twee uur. Kan niet slapen. De tube zalf haast helemaal uitgeknepen. Ik neem een pijnstiller, de grove middelen dan maar.

 

Toch had ik die dag van gisteren niet willen missen. De tocht door de ontwakende Rivière Salée. De vele witte reigers in het eerste licht. De geluiden van de mangroven. Met vier boten waren we en iedereen raakte makkelijk over het minst diepe stuk bij rode ton RS 1, weet je nog dat ik daar gisteren bang voor was. 1,9 m, het minste dat de dieptemeter aangaf en daar gingen we gewoon overheen.

 

Prachtig als je dan de baai van Grand Cul de Sac in vaart. Groot water, kleine hoopjes eilanden overal in de verte. Ja, het lijkt wel wat op de Grevelingen, echt wel.

 

Het mooie bounty-eilandje, wit met een paar palmen en een hutje, (gelezen bij La Luna) zien we bijna niet tussen al de motorboten met Paasvakantie.  Troost je, Bert en Stefanie, Îlet du Gosier is veel mooier.

 

Maar wíj hebben een ander eilandje uitgezocht, Îlet à Fajou. Wisten wij veel!

 

 

 

 


Jungle geluiden vermengd met het geluid van vliegtuigen en autoverkeer over de brug…we liggen op anker aan de ingang van de Rivière Salée, vóór de eerste brug (Point à Pitre). Morgen om 5.00 uur opent deze brug en de volgende en kunnen we naar het noorden, via het “lijfje” (Rivière Salée) van de vlinder die Guadeloupe vormt.
Het meest ondiepe punt van de rivier is officieel 1,8 m en laten wij nu net 2 m steken. Maar de pilot zegt dat het kan en we weten van de La Luna (ook 2 m diep) dat ze erdoor raakten. Dat wordt morgen toch spannend.

In de haven van Point à Pitre, die we zojuist verlieten, hebben we hard gewerkt. Naast het kleuren van mijn haren hebben we de zeereling gepoetst en het dek. We zijn twee keer beladen als muilezels van de Champion teruggekeerd. We hebben met Karen “geskyped”. Alle linnen dat maar enigszins vuil was of een beetje “rook” is weer fris gewassen (in Lyam zijn badje nota bene, of is het omgekeerd), op een uurtje tijd was alles weer droog.
De watertanks zitten ook weer bomvol. Kan je geloven dat we met 4 volwassenen en een baby’tje veertien dagen deden met ongeveer 40 liter water per dag?
Bert, Stefanie en Lyam hebben de ware zeezeilers spirit, zuinig met water! Gelukkig kwam het hemelwater af en toe een handje toesteken, want in onze tanks kan maar 440 liter.
Iedereen nam dagelijks wel een douche, een zeemansdouche wel te verstaan. Inzepen en haren wassen met zoutwater, nog een plons in zee om alles uit te spoelen, naspoelen met de zoetwater douche op de spiegel. Klaar! Enkel Lyam kreeg de luxe van een echt zoetwater badje.

Genoeg gemijmer over hun bezoek, vlug in bed nu, want morgen gaat de wekker om 4u30.