Zo makkelijk is dat met een boot. Je haalt je anker op en je vaart weg.

Nu, vandaag was dat anker opgaan toch iets moeilijker. We hadden 40 m ketting ‘gestoken’. Da’s een behoorlijk eind om op te halen. Ik vaar dan vooruit zodat Tony slechts ketting dient binnen te halen en niet onze Jakker, op de ankerwinch, moet vooruittrekken. Ik probeer tot vlak boven het anker te varen. Je komt dan heel dicht bij de buren voorbij. Met die harde wind moet je ook nog vrij van hun kunnen blijven en dat terwijl de boot nog ergens in het zand vast hangt. Achteruit anker uitbreken, dan maar. Het lukt ook nog! Als je ketting maar kort genoeg is, zodat je boot er vlak boven drijft. Weg zijn we, naar St. Lucia.

Ruime wind : 5bf, tijdens de squalls : 6-7, en een paar fikse regenbuien. Gewone kost hier in de Carieb en zeker tussen de eilanden.  Vooral aan het einde van de tocht spelen de squalls met ons (Tony zijn) voeten. Work out, niks voor ons : zeil bijzetten, zeil minderen, dat is onze personal training.

Ongeveer drie uur later ronden we Pigeon Island en lopen Rodney Bay binnen. We vinden een plaatsje voor het strand.
Dan: Jak van het voordek in het water, Honda motor uit de bakskist en er achterop hangen.

Het sambaritme van de gevaarlijke dans met de Honda (weet je wel : Honda vanaf onze spiegel tillen ín de heftig bewegende Jak) is, nu we met behulp van de hefboom van de davits werken, smooth, meer rumba.

Hup, naar de customs. Cool, zich bewust van hun belangrijkheid, werken ze aan hun eigen tempo de jachties af. Je moet precies invullen waarom je hier bent, of je aan je boot gaat werken, welke plekken je gaat bezoeken. Dan : betalen, ongeveer € 15. Ok, mijnheer, je mag hier een maand blijven.

Nog even langs de prachtige houten huizen, met pijnlijk korte gazons, glooiend aflopend naar hún steiger met hún boot, vooraleer we weer huiswaarts keren.