Verzonden via W2LK
Ik zit in de kuip en zie... Afrika. Een wat smoezelig stadje, sommige huisjes fel blauw, groen of geel geschilderd. Een kaai met vrachtboot. Een kaaitje van rotsblokken met cafeetje, waar vissers hun vangst verkopen in een drukte van jewelste. De tanks van Shell met olievoorraad voor het eiland. Het savannestrand met acacia's waar men 's morgens jogt en 's avonds een balletje schopt. De wel twintig andere wereldzeilers hier voor anker. We zijn in Porto da Palmeira, Sal. Eén van de drie plekken op Cabo Verde waar je kan inklaren.
De voorlaatste dag van onze overtocht krijgen we echte wind cadeau. Het venijn zit weer eens in de staart. Als we tot dan een gezapige 4 knopen liepen, worden er dat nu plots wel 6... alleen . té laat. Zelfs aan die snelheid halen we het niet vóór donker. Remmen dus, een haven aanlopen bij nacht, zeker in Afrika, waar je nogal wat onverlichte boeien en andere verrassingen aantreft, we houden er niet van.
Met een belachelijk lapje voorzeil vorderen we aan 2 knopen door de donkere nacht. De molshoop kan ik nu niet meer zien, wel twee groepen lichtjes in de verte. Hoe wonderlijk, je vaart zes nachten en bereikt dan zo een klein eiland waar stadjes zijn en elektriciteit.
Hoe heeft Diogo Gomes dat hier in 1460 toch maar ontdekt? Een raadsel voor mij.
Om half twaalf wordt ik vergast op een prachtige 'moonrise', bijna laatste kwartier speelt ze verstoppertje met passaatwolken. Alsof er een schemerlamp staat opgesteld achter de wolken.
Bulderende branding blijkt het lawaai te zijn dat we al zo lang horen. Dat is de grote swell die wij voelen en die zo zijn tocht over de oceaan eindigt.
Dan zijn er ook de felle landingslichten van Tui en andere toestellen . We naderen vakantiebestemming Sal.
Zo goochelend met de genua, wat inrollen, weer wat uitrollen, slagen we erin bij zonsopgang voor Palmeira te liggen. Niet één molshoop zien we nu, maar zeker vier vulkaankegels op een eiland van 12 op 30 km.
Uitgeslapen kunnen we nu binnenvaren. Onze GPS kaart (sommigen hebben daar problemen mee) blijkt ook nog te kloppen met de werkelijkheid.
Naar goede gewoonte snuffelen we wat rond in de ontwakende ankerbaai op zoek naar een goed plekje. Gevonden.
"Helaba, zijt gij echt van Genk? " (Genk staat immers als thuishaven op onze spiegel.)
Hebben we dat goed gehoord! Liggen we gewoon naast... stadsgenoten ! Niet te geloven! We zien al bijna nooit landgenoten maar dit slaat alles.
Wat een toeval. Wat zullen we straks veel te vertellen hebben.