Verzonden via W2LK

 

Nú is het rustig zeilen, in de schaduw van Saõ Nicolau, prachtig, onherbergzaam vulkaaneiland. De zon is net op. We hebben de genua aan loef (windkant) uitgeboomd , het grootzeil aan lij. Vlinderen dus. De Nederlanders noemen dit : melkmeisje.
Vannacht, met de golven dwars, was het heel wat rommeliger. Sowieso slaap je de eerst nachten minder goed. Zeilers houden dan ook niet echt van zo een één-nacht-overtocht. Maar het kan niet anders, gezien de afstand.

 

Ginds in de verte duiden de vreemd opspattende golven op een school tonijnen. Je leert vanzelf dat tonijnen anders uit het water springen dan dolfijnen.
Die zien we trouwens iets later. Het is de Atlantisch gevlekte variant, denken we. Ze lijken iets minder showbeest dan de soorten die we tot nu toe zagen.
De zee tussen Saõ Nicolau en Santa Luzia moet bijzonder visrijk zijn, zo lezen we.

 

We koersen nu terug noord, rond de uiterste kaap van het eiland, richting Porto do Tarrafal. De motor aan want helemaal geen wind meer.

 

In de verte zien we een vijftal jachten op anker liggen. Als we dichterbij komen, gebaren collega's ons naar een plekje niet té dicht bij de kaai. Hier laten we het anker vallen.

 

Waw, wat een uitzicht. Hoge vulkanische bergen die gewoon bijna recht in zee eindigen. Diepe kloven. Zwart strand. Mooie, grote acacia's. Slaperig Afrikaanse havenstadje aan de voet. Mensen druk doende met stenen verzamelen op het strand.
Weer een totaal ander eiland om te ontdekken, straks.
Saõ Nicolau (ontdekt op Sinterklaas) : perfect timing, toch.

 

Additional information