Positie : Ambon, Inner Harbour, 03°38,81 Z., 128°11,84 O.
Zonsondergangen op zee, je wordt ze nooit beu. Ook al zijn ze een beetje onheilspellend!
Hoe eindigde ik vorige keer? Het leven simpel? Vergeet het. Opnieuw zitten we diep in de shit. Kapitein Tony's noodoplossing was dat inderdaad. Een noodoplossing. Net tijdens de nachtelijke overtocht (op motor want geen wind) van Pulau Misool naar Pulau Seram, we waren amper bekomen van de aanvaring met twee grote boomstammen die je in het donker niet ziet aan komen drijven, toen de irriterende pie-ie-iep van het alternator alarm ons opnieuw deed vloeken. De “koolborstel oplossing” heeft het begeven.
Wat nu?
De motor blijft bollen, dat wel. Maar de batterijen laden niet meer bij. Tijdens de nacht, met nogal wat verbruik en de zonnepanelen op non-actief, geen prettig idee. Meteen beslissen we wat grote verbruikers uit te zetten : frigo, plotter (de gps waar we op navigeren), stoomlicht op de mast. De stuurautomaat laten we voorlopig zijn werk nog doen. We navigeren verder op de laptop, die we met 12 V kunnen opladen.
Zo komen we de onaangename nacht door. Squalls, onweersbuien, regen en wind, recht op kop, houden ons bezig zodat we beiden weinig slaap krijgen.
Maar uiteindelijk bereiken we zonder verdere problemen het stadje Pohon Batu (betekent Rotsboom) waar we een goed beschutte ankerplek vermoeden. Ander zeilers noemden dit het vriendelijkste stadje ooit. Hun favoriete ankerplek. Maar, ondanks het feit dat wij ook enkel super vriendelijke mensen ontmoeten, denken we daar ondertussen toch iets anders over, wacht maar.
Eerst maar eens rust !
Buiten een paar kinderen, die rond de boot roeien en “Mister, mister ! “ roepen, komt er niemand ons storen.
Op zo een vlakke zee kan je niet zeilen, geen wind, wel goed om drie grote walvissen te spotten, die zich echter niet laten fotograferen.
Pas de volgende namiddag, bij halftij is het aan de steiger diep genoeg, wagen we ons naar de kant. Overal lachende gezichten, “salaam en halo.”
In de voortuinen, zoals zo vaak in de tropen, een soort houten podium met dak
waar de familie ligt, zit, babbelt, bezoek ontvangt, omdat het in huis te vochtig warm is
Plots komt een meisje, luid groetend, op ons toe. Ambar is haar naam. Ze kan een beetje Engels. Van YouTube, Engelse films en liedjes geleerd. Gezien we aan land zijn om wat stappen te zetten, vergezelt ze ons door het dorp. We kunnen aubergines, tomaatjes, bananen kopen. Leuk meegenomen. Ondertussen praten we honderduit in een schamel Engels en nog schameler Indonesisch. Tony, met zijn grijs-blauwe ogen, hoeft helemaal niks te zeggen. Hij hypnotiseert met zijn blik. Vooral meisjes staren ongegeneerd in die onbegrijpelijk lichte kijkers.
We bezoeken de familie nootmuskaat boomgaard, kebun pala. De trots van de mensen hier. Tot halverwege de 19de eeuw waren de Molukken (vooral de Banda eilanden) de enige plek waar nootmuskaat en foelie (de gedroogde rode zaadrok) geproduceerd werden. De VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie) veroverde in de 17de eeuw het handelsmonopolie.
Met Ambar in ons midden op het familie "terras".
De zo kostbare pala, nootmuskaat.
Ambar in haar tuin, nu met hijab.
De vrucht met binnenin de noot in een zwarte dop en de rode zaadrok (gedroogd is dat foelie).
Ook zus Dian wil op de foto, met de baby van weer een andere zus.
Terug aan boord zie ik het meteen. We kregen “bezoek”. De twee kleine luikjes van de achterkajuiten, die normaal op een kier openstaan, liggen nu helemaal open. Het muggengaas verwijderd. Het toegangsluik is echter nog gesloten.
Binnen merk ik wat zoutwater voetstappen, openstaande kastdeurtjes, spullen omgegooid. Er was iemand binnen, zeker weten. Hoe kan dat door een luikje van 22 bij 22 cm? Moet wel een kind zijn geweest?
Dure dingen zijn er zeker niet gestolen. Het is pas als je je pet wil opzetten, dat je die mist. Tony's ouwe joggingbroek, achter de deur, weg. Een pen. Een doos krenten (?), een flesje muggenmelk. De voorlopige balans.
Maar de gedachte dat er iemand aan boord was . Niet prettig. En dat nog wel in het vriendelijkste dorp.
Zoals gisteren afgesproken, met de familie mee naar de bron met zwembad, en de boot de ganse dag alleen laten, daar denken we zelfs niet meer aan.
We gaan wel nog even ons verhaal doen bij hen. Ambar barst in tranen uit, haar zus Dian vaart woedend uit. Niemand kan het geloven. Ze willen de politie erbij halen. Wij hebben echter geen zin in een langdurige procedure met veel uitleg geven. Moeten terug aan boord.
Later brengt Ambar ons 50 € terug, ook bij ons gestolen. En zegt ze dat het de Soendanese vissers moeten geweest zijn, die met hun boot aan de kaai liggen. Toch zeker niemand van het dorp. Dat zal wel best zo zijn.
Maar voor ons is de lol eraf.
De deugnietjes die steeds met ons meewandelen wuiven bye bye.
De waterkant van Pohon Batu.
Blijft er nog steeds het alternator probleem, weet je nog? Een zoektocht naar de auto mechanicus van het dorp blijkt een maat voor niets. Eerst slaapt hij en mag niet gewekt worden?? Bij de volgende afspraak is hij plots verdwenen.
Tony zet zich nog maar eens aan het solderen (met de te zwakke soldeerbout) en de volgende ochtend kunnen we verder. Zonder stoppen naar Ambon in de hoop dat de alternator blijft laden. Goed geladen batterijen zijn onontbeerlijk om te ankeren, met name om het anker en de vele meters ketting op te halen uit de dieptes (20-25 m) waar we hier mee te maken hebben. We dagen het lot liever niet uit door nog een paar mooie ankerplekken aan te doen onderweg.
Van de bemanning van de Infinity (één van de vele ontmoetingen onderweg) leerden we : “Het echte avontuur begint bij serieuze problemen”. Zij zaten in Antarctica ingesloten tussen de ijsbergen.
Voor ons mag het iets minder extreem.
In deze schattige uniformpjes gaan ze naar school.
Cinta en haar vriendjes.