Positie : To Ndu.

Ile Isié, Nieuw-Caledonië. In ons logboek blijft het voor altijd opgetekend als : Nautilus eiland !
Tony vond er immers, na jarenlang zonder succes stranden in de Pacific afstruinen, een zestal kapotte nautillus-schelpen. Eentje, ook slechts een stuk van de schaal (vind je ooit een intacte ?), toont toch nog zijn mooie kleuren en magische vorm. We kunnen het niet laten, nemen hem mee aan boord.
Mag niet! Ik weet wel, je mag geen coquillages rapen, herinneren ons de mensen van de Protection du Lagon steeds. Maar we willen hem enkel een tijdje aan boord koesteren, monsieur !
Dit levende “fossiel”, zo noemt men hem want in 500 miljoen jaar is hij(zij) amper geëvolueerd, beweegt zich voort op een diepte van verschillende honderden meters . Hij doet dit op zijn dooie gemak, via jet voortstuwing, hoort immers tot de soort : “inktvissen”. Het monstertje vertoont zich ook aan de oppervlakte o.a. om eitjes te leggen en dit niet enkel 's nachts zoals men lang dacht. Hij kan zijn drijfvermogen regelen en zodanig verticaal, op en neer, bewegen. Hier in Nieuw-Caledonië zou je hem op snorkeldiepte van 5 m kunnen aantreffen, hij houdt immers van koel zeewater.



Koel zeewater, voor het ogenblik geen probleem. De temperatuur van het oppervlakte zeewater is nu rond 20°. We moeten echt iets overwinnen om erin te springen, doen dat enkel nog in 3 mm duikpak met kap. Maar voor een Nautilus ontmoeting zou ik zeker nog grotere kou trotseren. Keep on dreaming, Jaklien !
Blijft het bijzondere feit dat er bij dit buitenrif, dichtbij ons dus, meerdere van die beestjes moeten leven. Het bewijs ligt bij onze verzameling schelpen.

Niet enkel het zeewater is koud. De lucht is dat ook. Een luik openzetten ter verkoeling, dat doen we nog amper. Dagen zonder kleren zijn er niet meer bij. Enkel 's middags en in de zon kan het nog. s' Ochtends en 's avonds is het lange broeken, sokken en truien tijd. Kan je geloven dat we al een paar ochtenden de verwarming aanzetten?
Boten hier zijn niet zo rijk, maar een goed uitgeruste Nederlandse boot (zoals wij die kochten) kan niet zonder !

Zeker, vandaag begint de winter bij de tegenvoeters waar wij vertoeven, 21 juni winter zonnewende. En ze doen hier alles omgekeerd ,dus wordt de winter voorafgegaan door een uitbundige “lente”, geen herfst (als dat seizoen hier al bestond).

Na het regenseizoen fleurt alles op. De berghellingen vertonen een prachtig groene kleur. Wat een verschil met het bruine, dorre landschap in november, het brandseizoen, toen we hier arriveerden. Zelfs de cactussen waren op sterven na dood, of zo leek het toch.
Nu geurt de “maquis” af en toe zo hevig dat het lijkt alsof iemand wat te royaal met de deodorant te keer is gegaan. Zelfs aan boord , een paar honderd meter van de kant, snuiven we die geur op.
Nadeel : de muggen houden ook van dit vochtige atmosfeertje. Wandelen in het hoge gras is vragen om beten.
In de bush moet je je nog tegen wat anders wapenen : spinnen. Van die echt grote. Ik laat Tony voorop lopen, met een lange tak in de aanslag. Gelukkig zitten ze vaak hoog tussen twee struiken.

De natuur herleeft.

Het weer wordt alsmaar mooier, rustiger vooral en zo kunnen we het eilandje Ténia bezoeken. Er omheen wandelen kost je een uur, echt klein is het dus niet. Maar het omringende rif is wel tien keer groter. Het maakt deel uit van het grote buitenrif van Nieuw-Caledonië dat daar een bocht maakt zodat je in die elleboog beschut kan snorkelen, duiken. We overwinnen onze koudwatervrees en gaan een kijkje nemen. Teleurgesteld hijsen we ons na een half uur weer aan boord van Jak en zoeken onze weg terug over het erg ondiepe water (het is laag tij). Veel van het koraal is kapot, door stormen (?), en er zit niet erg veel vis. Een school Bec de Canes volgt ons en we zien een kleine wahoo. Na de, zoals steeds, zuinige douche koesteren we ons in het zonnetje, voordeel van kouder weer.

Omdat we weten dat je bij de “Wharf van Bouraké “ (een slipway om bootjes te water te laten) vuilnis kwijt kan, ankeren we bij het tegenoverliggend eiland Leprédour.
De ondergrond is modder, zegt de Rocket Guide en “de holding is excellent”.
We bekijken het even, verklaren Jakker goed om een uurtje alleen te laten.
Wij stuiven naar de overkant . Maken een lange wandeling. Genieten van het prachtige silhouet van ongelijke rijen, in nevel gehulde bergen in de verte en van de talloze grillig gevormde baaien in het water dichtbij. Je kan hier uren naar kijken.
Bij de camping municipal van Bouraké draaien we terug.
De wind steekt op en na het eten en de afwas waait hij al 20-25 knopen. De boot beweegt wat vreemd. We “zwaaien” niet echt zoals het hoort achter het anker. Vreemd. Als Tony zijn kop buiten steekt, roept hij ongelovig : “Die zandbank achter ons is zo dichtbij ??? Kan toch niet ! Wij zijn los en drijven gewoon achteruit !”.
Motor starten, anker snel ophalen en opnieuw, ditmaal wat meer “naar voren” neerlaten. Alles is snel gebeurd. Vervolgens wachten we af, houden we ondertussen een kleine siësta ?
Nee, niks daarvan. Het anker krabt opnieuw. Op de plotter trekt Jakker een lijntje waarlangs we bewegen, alsof we 2 kn zeilen.
Ons anker met brede vloeien “drijft” te veel op de erg vloeibare, dunne modder, zakt niet tot op de bodem en kan zich bijgevolg niet ingraven.
Hier blijven we niet. Twee mijl verderop kennen we een ankerplek bij een tweemaster wrak op het strand. Er wonen ook twee vervelende hanen die al om 4u aan hun voornaamste activiteit, yachties wakker kraaien, beginnen. Maar alles beter dan niet vast te liggen voor de nacht.

Ile Ténia.

Bouraké.

Ile Puen, met wrak op het strand.

Over ankers en ankeren heb ik nog wel wat verhalen.
Onlangs haalde Tony het wel heel raar uitziend anker op. Houdini-gewijs was het helemaal in zijn eigen ketting gedraaid. Nooit eerder meegemaakt. Kwam natuurlijk doordat we zo erg ronddraaiden de nacht ervoor.
Hoe kunnen we dat “pakje anker” ontwarren ? Zo kan hij zeker niet op zijn plaatsje vooraan op de boeg. De pikhaak brengt raad, met een flinke ruk bevrijdt ons Houdini anker zichzelf. Oef.

Vanmorgen was het ankeren veel leuker. Dolfijnen speelden precies daar waar we het ijzer wilden droppen. Tony durfde er niet aan te beginnen. Toen ik alvast, de boot stillegde met een dot gas achteruit, stoven ze verschrikt weg. Sorry, dolfijntjes, dat ik jullie aan het schrikken maakte.

 

  

 

Additional information