Positie : Pulau Wayag, Raja Ampat (West Papua – Indonesië)

Ankerleed en ankerfun.
Het scenario lijkt zich hier in Raja Ampat steeds te herhalen. We zoeken een redelijke ankerplek uit, in dit seizoen met sterke zuid-oosten wind, geen makkelijke opdracht. Als je daar aankomt, ben je blij met de keuze. Het schommelt niet al te erg, de klappen tegen de kont vallen mee. Over die klappen moet je weten dat ze veroorzaakt worden door golfjes, hoe miniem ook, die tegen onze, als een tafel iets boven het water verheven, spiegel klotsen. Binnen klinken ze soms als mokerslagen.
Telkens vergeten we dat we van een ruwe zee komen en alles beter is dan waar we vandaan komen. Gaandeweg wordt de ankerplek onrustiger of is het gewoon onze perceptie? Wie zal het zeggen? We gaan dus weer op zoek naar ander en beter.
Gevonden! In het zuiden van Gam eiland dichtbij The Passage tussen eiland Gam en eiland Waigeo. Men noemt het ook wel de Kabui passage.
Eindelijk slapen we aan één stuk door. Op deze heerlijk plek is het zo stil, het doet haast pijn aan je oren.
's Ochtends als het net licht wordt, klinken de meest fantastische vogelgeluiden, van prachtige, gecompliceerde liedjes en telefoon deuntjes tot het gekrijs van de kaketoes. We staan er extra voor op. Willy, onze vriend thuis, vogelkenner, zou hier zijn hart ophalen, zeker weten.
Eén ochtend volgen we in de dinghy de kaketoes op hun tocht van eilandje naar eilandje, van boom naar boom. We zien duidelijk, met de verrekijker, hun gele kuif en hoe ze met elkaar babbelen (schreeuwen eerder).
Dagenlang exploreren we de buurt, die ons aan Bay of Islands in Fiji herinnert. Natuurlijk racen we met Jak doorheen de smalle passage, de mooie, steile karst wanden exotisch dichtbegroeid. De stroming kan hier 3-4 knopen mee of tegen staan.
Als je er met Jakker doorheen zou varen, moet je met één oog de bomen, de mast en wanten in de gaten houden, met het andere de bodem die op het minst diepe punt slechts 2,30m bedraagt. In theorie moet het kunnen maar we hebben al besloten, wij gaan er niet doorheen.

Marina.
Uitgeslapen en wel vertrekken we naar Waisai. Daar moet een marina zijn met geen al te beste reputatie in verband met beschutting voor deining en wind, maar laten we dat zelf maar eens uitproberen. We willen daar onze permit voor Raja Ampat ophalen, inkopen doen, water tanken, het krediet op onze Telkomsel kaart in orde brengen.
Deze duurste marina ooit blijkt luxe te zijn, met zwembad, twee lounges, restaurant, bar, laundry service, duikcentrum. We worden zelfs bij het aanleggen door de manager persoonlijk begroet, maar de steigers bewegen op de deining vervaarlijk op en neer. Bij hoog water en geen beschutting van het rif, is het gekrijs van de metaal op metaal verbinding van steiger en palen een ware marteling. Met oordoppen en het geluid van de ventilator de ganse nacht, gaan we dit gehuil te lijf. Overdag brengen we zoveel mogelijk tijd in zwembad en mangroven lounge door. We regelen onze zaakjes en vertrekken zo snel mogelijk. Pikant detail : ze vragen 60 € per nacht, de foltering krijg je er gratis bij.

Yanggelo.
Als het paradijs bestaat, moet het hier wel zijn. Totaal rustig, geen rimpeling op het water, een lange steiger met vertakkingen om te wandelen over en tussen de mangroven. Het mooiste snorkelrif van Raja Ampat voor de deur.
Het moeilijke “afmeren” is er eentje om snel te vergeten.
De bodem te diep om te ankeren, te dicht bij het rif ook, besluiten we toch, dik tegen onze zin, zoals aanbevolen, twee touwen uit te brengen naar de mangroven .
Dit doet ons te erg denken aan het schuilen voor de cyclonen in Nieuw-Caledonië. Maar Tony weet nog hoe het moet en dat helpt. Het blijft hard labeur in hoog tempo, de extra lange, dus zware touwen vastknopen in de moeilijk bereikbare mangroven. Ik manoeuvreer de boot intussen voor en achteruit, steeds in het diepe gedeelte van de inham blijvend.
De verlaten, kapotte huisjes en de steiger zijn stille getuigen van een opgegeven “Chinees resort“ project, zo vernemen we later.  De vele boten met duikers die Yanggelo aandoen, houden hier graag hun “tussen 2 tanks” stop.
Het stroming-snorkelen aan de beide ingangen van de pas in Yanggelo en aan de rand van de mangroven, waar we verwelkomd worden door een groepje tamme Batfishes, is prachtig. We begroeten Yanis aan de overkant, vriend van Eric (sv Black Petrel) die we in de Solomon Islands ontmoetten. De twee huisjes voor een nieuwe homestay zijn net klaar.

Voor ons vertrek in Yanggelo doktert Tony volgend scenario uit. We gooien de touwen los en vertrekken meteen vol gas. De wind staat dwars, aarzelen kunnen we niet zonder in het Chinees resort te belanden. Geen nood, de touwen blijven drijven door de eraan bevestigde stootwillen. Tony haalt die meteen gewoon weer op, nadat we Jakker vastmaakten aan de mooring boei, ik houd ondertussen de wacht.

We varen slechts 4 mijl verder naar het privé eiland : Pulau Pef. De ingang langsheen een hoge kalkrots kan moeilijk dramatischer. Ook hier weer vele rots eilandjes, op eentje kan je de tekening van een prehistorische (?) hand zien. We pikken één van de twee boeien in Hidden Bay op. Benieuwd of we hier mogen blijven. De meningen van zeilers over deze plek zijn verdeeld. Van “Prachtige bestemming” tot “Ga daar niet heen!”. Dat willen we liever zelf beoordelen.

Positie : ZW Gam eiland, baai (Raja Ampat). 00°30 Z 130°33 O.


De passage tussen Friwen en het kleine eiland ertegenover.


Het immense  olympisch bad bij Tampa Garam (Sorong), waar iedereen met kleren aan te water gaat. 


De smalle uitgang van de marina. 


Tampagaram Marina, Sorong (zeilers noemen het “SoWrong”) laten we wel degelijk de volgende dag achter ons. De lawaaierige, tot 's ochtends vroeg durende feestjes, een paar dagen geleden nog voor de 78ste verjaardag van de republiek Indonesia, hebben we wel gehad.
De schroef maakt nog steeds iets meer lawaai dan normaal, maar dat zal wel beteren, aldus captain Tony, tevens mekanieker van dienst.
Doorheen de smalle, ondiepe ingang van het haventje. Over het brede water van de rede van Sorong, richting Sagewin passage. Eerst kruisen we wat kleine vissersbootjes, later passeren de grote cargo's ons op 1 tot 2 mijl afstand doorheen het kanaal, zij zijn op weg naar Java, Singapore misschien.
We besluiten vanavond eerst maar eens te stoppen bij de oostkant van Batanta eiland. Jérôme,(sv Lumière) die ons in Liapari, een schat aan Indonesië-info gaf, ontdekte hier een prachtig beschutte ankerplek. Onbeschrijflijk prachtige vogelgeluiden brengen ons de broodnodige rust.
De rode paradijsvogel moet daar ook wel ergens tussen klinken, zien zullen we hem pas op Pulau (=eiland) Gam.

De volgende zeildag heeft nog wat akelige momenten in petto, als we van deze ankerplek richting Pulau Friwen willen. Rond de kaap van Batanta eiland en tussen de riffen daar, staat een hoge stroom-tegen-wind-deining die Jakker rondgooit als in een wasmachine. Een uur moeten we tanden bijten en dit verdragen vooraleer we van de heksenketel verlost zijn.
De rest van het traject werken we voor de wind zeilend af.
Bij eiland Friwen zien we Ignazio met zijn White Wings III al van ver liggen. Leuk, wat compagnie. 
Hij kan ons mooie snorkelplekken aanduiden. Het koraal, zacht en hard, is prachtig en zo verscheiden. Tientallen zeesterren met hoorntjes sieren de zandbodem.


Weer andere koraalformaties op de zandbodem.


En hoorntjes zeesterren.


Op wandel doorheen het kerkhof van Friwen. In de grafhuisjes hangen tassen met wat de doden zoal nodig hebben.


Maar de rode paradijsvogel nu, of het veel mooier klinkende Indonesische Cendrawasih merah. Met Otto regelen we een tour naar de plek waar die speciale vogel gespot kan worden. De hike start tegenover onze ankerplek, op het eiland Gam. Ook Alfred Russell Wallace, samen met Darwin de grootste verdediger van de evolutie theorie, ging, in 1860 al, hier op zoek naar onze vogel.
Otto pikt ons met zijn boot om 5 u op. Dropt ons, een paar ferme brandinggolven trotserend, op het strand van Gam eiland. Het is pikdonker en twee mannen met lampen, die hem naar het strand gidsen, zijn geen overbodige luxe.
Schoenen terug aan, een stok wordt ons aangereikt, hoofdlamp op. Ready to go.
Maar dat valt dik tegen. We beginnen meteen, aan een gestaag tempo, flink te stijgen. Neuriede ik in het begin nog “Sweet bird of paradise”, al snel kan ik enkel hijgen.
De gids blijft maar doorgaan, zonder te stoppen. De jongere mensen (we zijn met 5 in het totaal) volgen zonder moeite, lijkt het. Dit houd ik niet vol, vrees ik. Met ons rondslenteren op de piepkleine eilandjes kregen we de laatste tijd toch al veel te weinig training.
Eindelijk volgt een vlakker stuk pad, af en toe wijst de gids een kikker aan, een uiterst giftige duizendpoot en dan gaat het stijgen weer verder. Langs het pad zijn op bepaalde steile stukken houten stammetjes als reling aangebracht. De meesten zijn vermolmd, breken in stukken en maken de tocht alleen maar gevaarlijker.
Als we echt denken om het op te geven, Tony heeft het ook moeilijk, of tenminste even te rusten en dan langzamer achter de rest aan te gaan, bereiken we dé plek. Er staat een bank waar we ons dankbaar op laten vallen.
Het wachten vangt aan. De dag wil er langzaam aan beginnen. Nog steeds kan je weinig onderscheiden. Dan horen we de eerste aarzelende vogelgeluiden. Steeds harder, gevarieerder.
Wat een concert. Er zitten zoals steeds een soort GSM geluiden tussen. Dan wijst de gids ons de paradijsvogel. Wij zien nog steeds niks. Of toch?
Het is pas als de vogel opvliegt, schreeuwt en op die typische manier met zijn vleugels trilt, een beetje als een vlinder, dat we hem zien. Er zijn wel zes exemplaren. We proberen wat foto's te maken. Eigenlijk is het te ver en te donker.
Met de verrekijker kan je de twee prachtig lange kurketrekker draden aan zijn staart duidelijk zien. Toch wel de moeite deze National Geographic ervaring.

Naar beneden gaat zoals steeds erg vlot. Maar daar wacht ons pas een horror uitdaging. Hoe moeten we in die boot stappen, die ons naar Jakker moet brengen ? En hoe moet die boot die daar op de hoge branding ligt te bokken, over de hoge golven geraken?
Veel meer dan een forse roeiboot met motor is zo een taxiboot niet.
Vliegensvlug moeten we er alledrie in als de golven iets lager zijn. Zo een opdracht uitvoeren wordt voor mij enkel maar moeilijker van zodra ze er “snel snel” bijzeggen? Oef, gelukt.
Ook de stuurman is nu aan boord. Ze duwen Ignazio een bijltje in zijn handen , “Kappen dat touw aan het anker vooraan!”. Anker los en meteen krijgen we een grote golf over de ganse boot. De motor wil niet meteen aanslaan. Verdorie. Ik doe moeite niet aan Birgit en Christian (sv Pitufa) te denken, die met net zo een boot omsloegen, waarbij de stuurman het leven liet en Birgit zware ribbenletsels opliep.
Maar het gaat goed. Nog drie grote golven spoelen over ons heen, dan wordt het doenbaar. Met druipnatte kleren, schoenen, rugzak levert hij ons bij Jakker af.
We hebben een dag nodig om alles te spoelen en drogen en zelf wat bij te komen.
Maar het was toch zeker de moeite ! We did it !

 
Op een rijtje in de ochtendschemering wachten...

    
We hebben geen sterke telelens, deze foto's moeten het bewijs vormen. 
(Als je de linkse foto vergroot, zie je de kurketrekker antenne veren). 


Plaatje gepikt van het internet, zo ziet onze  Cendrawasih  er van dichtbij uit. 

 

Positie : Tampa Garam Marina, Sorong, West-Papua (Indonesia).


Foto's van op zee.


Zonsondergang.


Half kaduke stern vaart met ons mee.


In de scheepvaartroute.

Helemaal geen wind.


“Mevrouw, take a deep breath and drink some water ! Relax, we are going to solve this problem.” Ik kan niet verstoppen dat ik duidelijk gefrustreerd en kwaad ben. De mannen van de douane, ze spreken perfect Engels, doen alle moeite om “die bejaarde madam” op haar gemak te stellen.
Ja, we zitten opnieuw bij de douane, dit keer in Sorong en nee, ze vinden onze ingevulde Vessel Declaration (die we tweemaal instuurden) niet terug op de computer ! Al die moeite die we deden, twee dagen lang, toen we in Gizo geen internet meer hadden, voor niks ? Komaan.
Ze komen meteen met de oplossing : we gaan alles opnieuw invullen. Dat hoeft echter plots niet meer als ik ons password terugvind en ze alles kunnen “zien”.
Enkel nog de controle aan boord. Vier uiterst galante mannen bekijken inhoud van kastjes, koelkast, onder de vloerdelen en leveren vlot ons officieel douane formulier af.




Bezoek van de Bea Cukai (douane).

We zijn in Sorong gearriveerd. De poort tot Raja Ampat.
Dachten we dat Jayapura een rommelige, onoverzichtelijke stad was. Sorong is nog erger.
De stad is één lange weg langsheen het water, geen centrum. Honderden winkeltjes en kraampjes, scholen, kerken, moskeeën, gesluierde meisjes en vrouwen, een paar grote supermarkten, lokale markten, duizenden brommertjes, heel veel lawaai. Ook hier weer ganse dorpen gebouwd over het water, met akelig smalle houten loopplank-paadjes.
Het is allemaal zo ver weg van de Tampa Garam “Marina” dat we steeds met een taxi op pad moeten. Niet erg, prijzen in Indonesië zijn spotgoedkoop voor Westerlingen.

Een marina kan je dit dok trouwens moeilijk noemen. We liggen in een plastic soep, vervallen huisjes van wat ooit een resort moest worden, rondom. De watertanks kan je er vullen en er is een restaurant en een olympisch zwembad !
We zien er Ignazio terug, vriend sinds de Solomon eilanden, die ons helpt met de landvasten. Je moet immers vooraan het anker uitgooien en met de achtersteven naar de kant heel lange touwen uitbrengen. We ontmoeten ook een stel Australische zeilers.
Met inkopen doen, geld afhalen (slechts 2,5 milj. Rupiah per keer = 150 €) en een pizza eten, bij de Nederlander die we in de supermarkt ontmoetten, gaat de tijd snel.
We wachten erg lang op de havenmeester die niet komt opdagen maar als ook dat probleem is opgelost, zijn we good to go.


Zicht vanuit het douane kantoor.

Zondagochtend is het ondertussen.
Maar deze plek wil ons niet laten gaan.
Als ik weg wil varen, maakt de schroef een hels lawaai. De hele boot rammelt en trilt, ik schakel onmiddellijk in vrijloop. Achteruit, zelfde verschrikkelijk geluid.
Zo kunnen we niet naar de verafgelegen Raja Ampat eilanden.

Tony duikt in het water, de plastic soep ligt gelukkig aan de andere kant van het dok deze ochtend, ziet geen mankement. Vermoedelijk zit er zand tussen de bladen van onze verstelbare schroef, Autoprop.
We keren terug naar onze plek. Ontelbare keren vooruit –achteruit gas geven, lost uiteindelijk ons probleem op, of dat hopen we toch.
Dat zien we morgen dan wel weer !


De marina met "resort ".


Kinderen in de supermarkt (Onafhankelijkheidsdag) willen met ons praten.





Positie : Tampa Garam Marina, Sorong, West-Papua

Passerende schepen in de nacht.
De cargo DUTA MULIA roept ons op. Dat hij ons aan bakboord zal voorbijsteken en of we asjeblieft onze snelheid en koers willen aanhouden. Hij ziet ons dus duidelijk op de AIS, goed om weten. Wij blijven braaf onze koers vervolgen tot hij meer dan een uur later ons echt passeert. In de loop van de nacht vaart er nog een schip achter langs en merk ik een visser op die met een felle lamp in mijn gezicht schijnt. Zo doen ze dat hier om hun aanwezigheid kenbaar te maken.
Weinig te melden voor de rest. Ja, geen wind.
We motoren veel. Onze tank is bijna leeg, dus moet er diesel uit de jerrycans die aan dek staan, bijgegoten worden. Dat kan maandag ochtend in alle vroegte, de zon brandt nog niet erg, de golven zijn braaf. Tachtig liter kan erin.

We hebben af en toe internet als we in de buurt van een antenne komen. We varen immers evenwijdig met het het land, bewonderen de erg hoge, dichtbeboste bergen in de mistige verte. Zo kunnen we onze komst bij de marina in Sorong melden. Krijgen meteen ook een bericht van Ignacio, onze kompaan in de Solomon eilanden, die ons graag ziet komen.
Fijn, kan hij ons meteen wat wegwijs maken in alweer een andere vreemde stad.

Maar we zijn er nog niet. Het venijn zit hem weer eens in de staart. Er komt eindelijk wind opzetten, maar raad eens, die komt van op kop. Met ook nog 2 kn stroom tegen, raken we echt niet vooruit. Golven bouwen zich op. Het toerental van de motor moet flink omhoog. Zo jakkeren we , doen onze naam eer aan, nog een ganse nacht, paaltjes pikkend (bonkend op de golven) verder.
In het ochtendlicht varen we geholpen door de satellietkaarten tussen de riffen door naar de super-smalle (10m), super-ondiepe (3m) ingang van Tampa Garam. Het is zo spannend, ik kan geen foto maken.
De procedure, anker uit in het midden van het dok en dan langzaam achteruit om lange lijnen aan de wal te bevestigen, deden we nog nooit. Fijn dat Ignacio uit zijn bed komt om ons te helpen. Motor uit. Rust.

Positie : 00°42 Z 134°01 O (Molucca Sea) Noord van West-Papua

Dit onthouden we van dag drie : het is bakoven-heet en niet enkel omdat ik een brood bak. De motor doet het harde werk, de ganse dag, er is geen wind. Erg rustig is het wel. Alsof we op anker liggen. Zo kunnen we de enorme boomstammen die in het water drijven beter ontwijken, we zijn in het gebied waar de Mamberano rivier uitstroomt.
De squalls hielden zich ver weg de voorbije nacht, er waren geen golven en zo konden we in de voorpiek slapen met de deur dicht, zodat je niet gestoord wordt door het motor geluid. Je moet er dan wel af en toe het “klong, klang” van grote stukken hout en ander spul, bijnemen.
Die motor klinkt toch al niet zo luidt, hij draait aan 1100 toeren per minuut, op die manier verbruiken we zo weinig mogelijk diesel en hopen we lang met onze voorraad toe te komen.

In de vooravond roept Port Control van Biak haven ons op, we passeren op ruim 15 mijl “voor hun deur”. Ze willen onze destination en de ETA weten. In moeizaam Engels wordt de communicatie gevoerd, er hangen lange “denk stiltes” in de lucht maar ze begrijpen ons.
In Indonesië moet je verplicht een AIS signaal uitzenden. Onze Big Indonesische Brother kan ons zo overal volgen.

Als we om 9u zondagochtend aan ons vierde etmaal beginnen, heeft de wind er weer zin in. Vijf uur lang kunnen we ons hart ophalen aan een zeilsnelheid van 7 knopen.
We passeren een eiland dicht genoeg om 4G op te pikken en meteen vallen honderden, gemiste, berichtjes van onze (grote) familie whatsapp groep binnen.
Dan is het plots gedaan met de zeilpret.
Ons groen monster (Volvo Penta motor) maakt opnieuw overuren. We stevenen af op de “Vogelkop” (Doberai in het Papua) van West-Papua, die in de verte al opdoemt. Ook daar zullen we wellicht het Telkomsel signaal opvangen.
Manokwari haven, de hoofdstad van West-Papua, heeft ons blijkbaar niet opgemerkt of men nam niet de moeite ons op te roepen.
We zijn klaar voor de vierde nacht.

 

Positie  : 01°25,43 Z,  138°32,07 O. (Molucca Sea)

Langzaam varen we de enorme baai van Jayapura uit. Langzaam, want overal drijven vooral grote plastic zakken. Als die in de schroef vast komen te zitten, moet er iemand in het water en daar hebben we geen zin in.
Een laatste groet van meisjes in een taxiboot op weg naar school. Luid klinkt het : bye, mami !!. Nog even staren we verwonderd naar twee heel vreemde, reusachtige, drijvende vaartuigen : squidboten, zo las ik ergens. Met ontelbare lampjes lokken ze 's nachts argeloze inktvisjes, die worden hier in grote hoeveelheden veroberd.

We kunnen vrijwel onmiddellijk beginnen zeilen, de genua heeft er weer zin in.
Veel valt er niet te melden als je kan "champagne zeilen" Rustig wat lezen, slapen, uitkijk houden, podcast luisteren.
Als 's nachts de wind op is, moet de motor het, voor een paar uur, overnemen.
Zo afwisselend, toch meer zeilend dan motorend, varen we richting noordwest. Af en toe verschijnen er squalls op de radar, maar die lossen op voor ze ons bereiken.
Een gehavende stern, hij is vleugelpennen kwijt en heeft slechts één pootje, zoekt op onze zonnepanelen een rustplaats. Hij is vastbesloten te blijven, al is het met één poot niet makkelijk je evenwicht te bewaren op een schommelende boot.

Mal island, Ninigo. 


The comity that welcomes us in Mal. 


The lagoon, you can see Lau island. 


Meeting with Justin, head of the family, lots of kids and his mother Lucy. 


Justin's new house.





Girls showing us around the very nice village. 


Where is Belgium, and where is Ninigo ? 


A new way of making a living, no more copra but it's all seaweed now. 


Simone, hairdresser in a former live, is chasing lice ! 


Serious talking. 




That is how the sailing canoes work. 





Invited for diner. 


Boys fishing.

Longan island, Ninigo. 


Lagoon seen from Longan island anchorage.


Walking through the village with Oscar.


Visiting the school, last grade. 


Nice wild flower garden. 


Diner at Oscar's and Karen's place. 


Stanley is the carpenter.



Scofiel, from the next door village, seeks help for the severe wound at his leg. We can only replace the bandage. 


We have al lot of bad weather .


Sunday family visit to Longan island .


Kids don't wear a lot of cloths around here.


Goodbye to Karen. 


Auto pilot on the operation table.


Too much fish for us (Spanish mackerel). 


Oscar and Karen with some of the many schoolkids.


The village toilets.


Our sailing experience with the canoes. 




Tony took the pictures, I'm on the second canoe. 



Deze foto's horen bij het tekstje over de Hermit eilanden. 





On the beach of "Richards island ", where 40 students of  Ninigo island are staying. 


Richards house, he built it himself. 


Around the Hermits.


Ivy and Chloë seeking shelter for the heavy rain and trying to get dry. 


And their mama Rosalita. 




Ready to move on after the rain stopped. 






Close encounter with a manta ray. 


On our way to the Ninigo group.



Positie : Jayapura , (Provincie Papua) Indonesië, 02°22,90 Z 140°43,31 O


First impression of Jayapura....


but this is also Jayapura, a lot of rubish in the water. 

Jayapura
doemt op tegen de donkere lucht, we hadden net een squall. Heel veel lichtjes tegen een berg. De vissersboten, die in de nacht een felle lichtstraal op mij richtten, om hun aanwezigheid te melden, scheren vlak langs om ons te begroeten/bekijken.
We motoren verder vlot de grote haven binnen. De smurrie, waar men ons voor waarschuwde, zie je al van ver. Een open riool, niet meer of niet minder. Van waterzuivering, “Aquafin” een dienst waarvoor Tony zijn heel leven werkte, hebben ze hier nog nooit gehoord.

Als we dicht langs de politieboten varend de omgeving verkennen, gebaart men ons aan de boei vast te maken. Mooie oplossing, ankeren moet hier namelijk op 30+ m.
Met de dinghy aan de kant, een volgend probleem want hun steiger is ontmanteld, men werkt aan een nieuwe. Acrobatisch ben ik nooit geweest, maar het lukt me toch van Jak, op een vlondertje, over een balustrade klimmend bij de politie post te raken, zo komen we meteen in het centrum van de stad. Heel veel volk, massa's brommertjes, busjes, hels lawaai, uitlaatgassen ! In zo een grote stad waren we sinds mensenheugenis niet meer. Zijn we echt zulke kluizenaars geworden ?
Wij vallen op, mensen buigen voor ons, roepen een welkom. Nee, onveilig voelen we ons totaal niet.


Indonesian flag and the quarantaine flag. 




At a mooring close to the Polisi - dock. 

Inklaren.
De zoektocht naar het kantoor van de douane (Bea Cukai) en Imigrasi in een stad waar niemand Engels kan, duurt meer dan een uur. Onze buschauffeur, die aanvankelijk bleek te weten waar we heen moeten, rijdt zomaar wat in cirkels, vraagt hier en daar. We herkennen punten waar we net ook al waren.
Uiteindelijk, we hadden de hoop al opgegeven, staan we dan toch voor het chique gebouw van de douane. Daar worden we zo vriendelijk ontvangen, dat het haast ongemakkelijk wordt. We krijgen koffie en water en chef Adeltus bevestigt dat we gewoon kunnen blijven tot ons rigging probleem is opgelost. Nog wat koetjes en kalfjes over Indonesië en België en de “verplichte” foto, dan zijn we vrij om te vertrekken.
Op weg naar Imigrasi springen we binnen bij het Mercure Hotel voor een lekkere nasi goreng lunch. Hmm, kip saté met saté saus, ik zal hier zeker aan mijn trekken komen.
Bij Imigrasi wordt er onmiddellijk tijd voor ons gemaakt, toch zitten we nog twee uur op stoeltjes te wachten tot ons paspoort klaar is. Iedereen, wat lopen hier veel beambten rond, wil met ons praten, dat wel. Weer een foto en de belofte dat ze morgen naar de boot komen voor meer foto's en een bezoek.
Wij zijn uitgeput, slapen erg vast tot de muezzins van verschillende moskeeën, ons om 4u15 oproepen tot het gebed.


Smiling customs officers.


Immigrations officers need a picture with the captain and the boat. 



No need to put the motor on the tender. 

Ruim anderhalf uur te laat verschijnen, in de gietende regen, vier Imigrasi ambtenaren. Als ze zien dat Tony met een bootje aan komt roeien (ons motortje hangt nog op de reling) en ze halsbrekende toeren moeten uithalen om daarin te raken, stellen ze zich tevreden met een foto van henzelf met captain Tony en Jakker op de achtergrond.
Een bezoek aan de haven meester, we zijn het al gewoon, zelfde verhaal. Steeds meer ambtenaren komen een kijkje nemen bij de balie waar wij zitten, allemaal even vriendelijk. Alles is in orde, we moeten enkel nog even dag komen zeggen als we vertrekken, dan krijgen we een formulier mee voor onze volgende haven. De havenmeester maakt een afspraak met de officieren van Quarantaine, die zullen morgen onze boot inspecteren.
Een busje brengt ons naar de Telkomsel Grapari (in Entrop) om een SIM kaart en credits te kopen. Slechts op deze ene plek kan dat gebeuren. In Indonesië geen topup op alle hoeken van de straat. Alles gaat hier volgens het strenge boekje.

Terug op de boot en in de stank van de haven, een déjà vue. In de tachtiger jaren was het in Boulogne niks beter en ook in Blankenberge was het havenwater een vieze bedoening. Akkoord, er dreef niet zoveel plastic rond. Hier vervangt het water gewoon de vuilnis emmer waar men alles in kiepert.
Kinderen spelen in dit water, een visser trekt een visnet achter zich aan. Een man met duikpak en speargun zwemt langs onze boot. Terwijl wij moeite hebben niet te kokhalzen.


Fancy new building...slums in front.

In de mast.
Om 6 u zaterdagochtend hangt Tony al hoog en droog in het topje van de mast. Met vereende krachten, ik beneden en hij vanboven leiden we de spival zeker 6 keer in tegengestelde richting om de voorstag heen. Helemaal vrij hangt die nu. Dit hadden we op zee nooit kunnen flikken.
Toch willen we deze val opnieuw aan de preekstoel bevestigen, zodat ze een eventuele breuk van de voorstag kan opvangen.


Trying  to fix the problem with the jib.

Nu nog enkel boodschappen doen. Er is een hypermarkt vlakbij.
Voor hypermarkten ben ik allergisch, veel te groot en je loopt er kilometers. Na de winkeltjes van het afgelopen jaar lijkt mij deze ruimte helemaal immens, zo clean, zo licht, zo 'n ruime gangpaden. De grootste uitdaging in Indonesië : wat precies zit er in dat potje, dit zakje of deze doos. Alles Indonesische merken en dit keer zoek ik tevergeefs naar een Engelse vertaling. Erg tijdrovend zo boodschappen doen. Het zal wel loslopen als we wat oefenen.


The Jayapura Mall .


Lots of scooters.

Het is intussen al maandag en we krijgen bericht dat we bij het Polisi dok moeten vertrekken.
De enige andere ankerplek is achter Madurau eiland, bij de vissersboten, maar het is er erg onrustig. Ontspannen slapen kunnen we vergeten. Zo gauw we het papier van de havenmeester hebben, zijn we hier weg. Quarantaine inspectie is blijkbaar ook niet nodig.

Zo herinneren we ons Jayapura : een uit haar voegen barstende stad met chaotisch verkeer, ontelbare moskeeën en luid door elkaar roepende muezzins, vriendelijke mensen die jammer genoeg geen Engels praten maar ons wel uitbundig groeten en tenslotte de VIP behandeling die we in elke winkel, elk restaurant krijgen en overal willen ze met ons op de foto, hier zijn wij de exoten.

At anchor near the island Madurau.



Houses built above the water.


Indonesian style fishing boat.


Subcategories

Additional information